26 SEPTEMBER 1996 561 in de toekomst moeten bekijken hoe we vooraf kunnen bepalen welk gedeelte van het onderhoud door de ondernemers zelf, casu quo de eigenaar van het winkelcentrum, kan worden meegenomen, want het college vindt dat dat niet echt de kerntaak is waarmee we in het kader van de totale openbare ruimte te maken hebben. Dan kan ook tegemoet worden gekomen aan de wensen van dat onderhoud, waaraan de mensen zelf invulling willen geven. Dat heeft ook te maken met de opstelling van de belegger van het winkelcentrum, de eigenaar, die in overleg met de ondernemers zelf daaraan bijdraagt. Maar wie zijn wij dat wij in die onderhandelingen tussen twee private partijen kunnen gaan zitten? Wij kopen hiermee een stuk onderhoud af en trekken ons ten aanzien van deze taak voor de openbare ruimte terug ten behoeve van alle burgers in Breda. TWEEDE TERMIJN De heer HEEREN Ik hoor van de wethouder nog steeds niet of er op dit moment geen nonchalant beleid is gevoerd. Heeft men geen poging gedaan om te weten hoe onderhoudsgevoelig deze tegels zijn? Dan had men deze fout kunnen voorkomen. Wat is daaraan gedaan? Is er gewoon beslist? Hoe is dat in zijn werk gegaan? Men had hier toch veel ellende kunnen voorkomen. Wethouder VAN DONGEN Als ik geweten had dat deze vragen zouden worden gesteld, dan had ik me misschien kunnen voorbereiden. Maar ik heb al gezegd, ook in de commissie, hoe dat is gebeurd. Op een gegeven moment wordt er een besluit genomen op basis van een kwaliteitsdiscussie, waarbij de onderhouds- toets, gericht op de situatie en het klimaat in de buitenruimte in Breda, niet is uitgevoerd, met alle consequenties van dien. Akkoord, met de aantekening dat de fracties van de Parel van het Zuiden en de CD geacht wensen te worden te hebben tegengestemd. 207. HUUR VOORMALIGE POLITIEPOST SLINGERWEGEN AANKOOP GROND, INHET KADER VAN HET HUISVESTINGSPLAN DIRECTIE BUITENRUIMTE VAN DE DIENST STADSBEHEER. Akkoord. 208. OVERDRACHT BEVOEGDHEDEN VAN DE RAAD NAAR BURGEMEESTER EN WETHOUDERS IN HET KADER VAN DE UITVOERING VAN DE WEGENWET. De heer SCHRODER In de commissie zijn voorbeelden gevraagd van welke bevoegdheden nu exact naar de raad gaan, los van de formele vraag: laat nu eens zien wat dat in de praktijk betekent? Het college heeft ons een viertal voorbeelden aangereikt. Die voorbeelden geven mij aanleiding tot twee opmerkingen. Allereerst zijn ze, en dat zou zo ook moeten zijn in de visie van het college, van relatief minuscule aard, waardoor het toezenden van die voorstellen in een college-omslag aan de raad doorgaans zal leiden tot hamerbesluitvorming in deze raad. In die zin hoeft het college deze raad niet te sparen, althans GroenLinks niet te sparen, door te zeggen: geef ons die bevoegdheid maar, dan nemen wij u een heleboel werk uit handen. Ten tweede, en dan doel ik met name op de punten 3 en 4: de steeg bij het gerechtsgebouw en de parkeerplaatsen bij het Turfschip. Daar zitje toch in de sfeer van beleidsvoering op ruimtelijk gebied. Dat zit er zodanig dicht tegenaan dat ik denk: neen, ik wil ze toch gezien hebben, opdat in hele concrete situaties daarover opmerkingen kunnen worden gemaakt en omdat er wellicht ook bepaalde belangen in het geding zijn. Concreet geldt inderdaad

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 561