29 OKTOBER 1996 591 Het is in de ogen van de Parel van het Zuiden onjuist om op basis van niet vaststaande en niet aangenomen cijfers te concluderen dat er een bedrag over is, en vervolgens aan dat bedrag een bestemming te geven. Nogmaals, de nieuwe raad stelt de begroting vast, en pas dan staat vast of er een overschot is, en zo ja, de grootte daarvan. Om die reden zal de Parel van het Zuiden tegen de onderdelen 3 en 4 van het voorliggende voorstel stemmen. Over dit onderwerp zullen wij ook een motie indienen. Een paar kanttekeningen wil ik echter nog wel maken. Al een aantal raadsperioden wordt de vraag gesteld of het niet zinvol is om een kerntakendebat te voeren. Hoewel het college in de vorige termijn op een zeer grote meerderheid van de raad steunde, hebben de partijen het toen niet aangedurfd om die discussie te voeren. In deze raadsperiode was men het erover eens dat de kerntakendiscussie moest worden gevoerd. Ter voorbereiding is er zelfs een spelletjesavond georganiseerd. Maar omdat men het niet eens kon worden over het uiteindelijke doel, al dan niet een bezuinigings ronde, is het debat wederom niet gevoerd. De Parel van het Zuiden heeft in dat verband altijd gepleit voor een zuiver debat. Wat beschouwen we als kerntaken van de gemeente Breda? Pas daarna komt de vraag: op welke wijze en hoe duur of goedkoop kunnen we die taken uitvoeren? Daarna komt de vraag: kunnen we de taken, die niet tot de kerntaken behoren, op een dusdanige wijze afstoten dat het welzijn van de burgers niet wordt aangetast, of kunnen we deze wellicht geheel afschaffen? Uit de voorliggende stukken blijkt dat dit college helaas kiest voor een andere optie. Welke taken kunnen er worden afgestoten om voor de gemeente Breda ogenschijnlijk een bezuiniging te bereiken? Het ophalen van vuil kan worden geprivati seerd. De gemeente bezuinigt. Maar wat de burgers voor het ophalen van vuil zullen gaan betalen, is in die discussie niet meer van belang. Indien er moet worden bezuinigd, en volgens de voorlopige cijfers loopt het structurele tekort op, had men ook kunnen denken aan nog efficiënter werken. De gehele raadsperiode heeft de Parel van het Zuiden betoogd dat Breda, in vergelijking met andere steden, veel meer beleidsambtenaren per 1.000 inwoners heeft. Bovendien wordt er voor bijna elk probleem een adviesbureau ingeschakeld. Dat Breda met minder ambtenaren toe kan, werd mij onlangs duidelijk gedemonstreerd. Ik moest om 16.00 uur op het Stadskantoor zijn om de zitting van het hoofdstembureau bij te wonen. Om 16.30 uur moest ik in hetzelfde gebouw zijn om een receptie ter gelegenheid van een ambtsjubileum van een ambtenaar bij te wonen. De zitting van het stembureau duurde maar een kwartiertje. Toen ik na afloop naar de ruimte liep waar de receptie zou worden gehouden, trof ik daar reeds een zeer grote menigte ambtenaren aan. Een kwartier voor tijd. Hoeveel werkuren zijn er die middag verloren gegaan? Het is triest dat nu pas de stille armoede wordt ontdekt. De Parel heeft herhaaldelijk getracht een van de oorzaken, de te hoge woonlasten door de gemeentelijke heffingen, weg te nemen door verlagingen te vragen. Elk jaar wijd ik enige woorden aan de voorgestelde omslagrente. Hoewel de feitelijke rente zich het afgelopen jaar rond de 3 tot 4% heeft bewogen, meent u een voorstel te kunnen doen van 7,2%. De wettelijke rente, die een poenaal element in zich heeft, bedraagt op dit moment 5 Indien de voorgestelde rente de uitkomst zou zijn van het gemiddelde van de door de gemeente Breda te betalen rente, dan heeft de wethouder, dan wel de desbetreffende dienst, het afgelopen jaar zitten slapen. Gezien de spreektijdverkorting en het zeer geringe belang van deze concept begroting zal ik de overige bezwaren tegen de inhoud van de voorliggende stukken noch de wensen van De Parel voor de toekomst, zoals bijvoorbeeld meer woningen voor de ouderen om de doorstroming en zodoende de woningnood voor de jongere gezinnen te ledigen, opsommen. Ik zal ook niet datgene doen wat een aantal partijen doet, namelijk hun partij programma voorlezen, dan wel aanschouwelijk maken middels plaatjes. Normaal eindig ik met de woorden: Ceterum censeo collegium delendum esse. Nu hoef ik dat niet meer te doen, want ik weet zeker dat dit college op zeer korte termijn verdwijnt. De door de heer Verpaalen ingediende motie luidt als volgt:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 591