29 OKTOBER 1996 597
willen vestigen. Dat betekent dat de druk op de Bredase woningmarkt alleen maar toeneemt,
en wij woningen zullen moeten bouwen om aan die druk tegemoet te komen. Het bezinnen op
de toekomst. Ik denk dat dit iets is wat wij altijd zullen moeten doen. De discussies rond het
stadsplan zijn daarbij, naar mijn mening, een belangrijke leidraad. Een leidraad, die ook de
komende maanden zeker verder zal worden uitgezet. Ik denk wel dat we moeten beseffen dat
de achtste stad van Nederland, wat Breda vanaf 1 januari zal zijn, ook zijn verantwoordelijk
heden heeft, die verder gaan dan de specifieke geografische grenzen die de stad dan heeft.
Met betrekking tot de volkshuisvestelijke aspecten zijn diverse sprekers ingegaan op de 30%
en de goedkope woningbouw. Die 30% is een uitgangspunt dat de raad heeft vastgesteld, 1/3,
1/3, 1/3. Dus eigenlijk 33,3%. Als we praten over die 30%, dan hebben we het over 1/3.
Kortom, 30% willen we niet meer horen, het gaat om 1/3, 1/3, 1/3. Ook voor de VINEX-
locaties hanteren we die uitgangspunten. Is het zo dat we de laatste jaren alleen maar dure
woningbouwplannen zien langskomen? Misschien zien we die wel in de commissie en de raad
langskomen. Maar ik moet constateren dat in het bouwprogramma van de laatste jaren, en de
commissie heeft dat lijstje een paar maanden geleden gezien, nadrukkelijk juist die projecten
zijn voltooid en in aanbouw zijn genomen, die de goedkope sector betreffen, en dat het
bouwvolume in met name de dure sector achterblijft. Als de heer Schroder dat op prijs stelt,
kunnen wij dat lijstje nog wel een keer tevoorschijn toveren. Daaruit blijkt dat de bouwpro
ductie in de goedkope woningbouw volledig spoort met de plannen die we hebben, en dat de
andere bouwplannen sterk achterblijven. Voor wat betreft de aandacht voor het langzaam
verkeer en het openbaar vervoer het volgende. Ik ben het volstrekt met de heer Schroder eens
als hij zegt: als er nieuwe gebieden bij de gemeente komen zullen die ook hetzelfde voorzie
ningenniveau moeten hebben, omdat zij ook dezelfde lasten hebben. De komende raad zal
daarover nadrukkelijk praten en ook over wat dat voor het openbaar vervoer betekent. Wat
betreft de fietsvoorzieningen moet ik constateren dat de toename van het bedrag niet sec
datgene is wat extra wordt uitgegeven voor fietsvoorzieningen. Ook dit college wil, evenals
GroenLinks, graag een integraal beleid uitvoeren. Daar waar wegen moeten worden
aangepakt, vanwege andere aspecten, worden ook fiets- en openbaar vervoervoorzieningen
gelijk meegenomen. Overigens is dit een nettobedrag als inbreng vanuit de gemeente Breda.
U weet dat in het kader van de subsidiemogelijkheden voor het langzaam verkeer en het open
baar vervoer de doorstromingsmaatregelen nadrukkelijk aanwezig zijn. Bovendien kan ik u
melden dat voor de komende vier jaar, dit jaar meegerekend, vanuit de Provincie nog 1,6
miljoen naar Breda komt, en dat dit bedrag met name op het langzaam verkeer is gericht. Tot
slot kan ik met betrekking tot het langzaam verkeer mededelen dat er op dit moment een proef
loopt met betrekking tot de doorstroming van de fietser bij een tweetal verkeerslichteninstalla
ties. Degenen die met de auto rijden, zullen wellicht wel eens hebben gemerkt dat op die
punten de fietser voorrang krijgt op elke beweging van de auto. Op het moment dat die proef
geslaagd blijkt, zullen wij dat in het totale systeem verder inbrengen. Tot slot wil ik ingaan op
een in deze dagen niet geheel onbelangrijk punt, de HSL. Bijna elke spreker heeft daarover
gepraat. Ik ben het met de diverse sprekers eens dat wij niet juichend op de stoep moeten
staan in de zin van: het gaat ons wel lukken. Alle mooie woorden die gisteren in de Tweede
Kamercommissie zijn gesproken ten spijt, is er nog geen feitelijk zicht op de realisering van
datgene wat Breda tenminste wil op het moment dat die HSL langs Breda gaat. Dat betekent
dat wij, wij hebben nog contacten links en rechts met Kamerleden, zullen kijken of aanvullen
de informatie nodig is. Met de mond is in ieder geval beleden dat de informatie die is gegeven
voldoende is, en dat men de problematiek erkent. Maar dat heeft nog niet geleid tot concreti
sering in daden. Wellicht dat dat volgende week maandag of in het andere geval op 11
november aan de orde zal zijn. Met de Provincie en de gemeente Prinsenbeek kijken wij of er
nog nadere acties nodig of mogelijk zijn, waarbij wij ons natuurlijk ook afvragen of we niet
bezig zijn met een overkill, hetgeen averechts kan werken. Dat is dus een afweging die je