29 OKTOBER 1996 598
moet maken. De heer Schroder zegt: het college kruipt in zijn schulp en datgene wat het
college doet staat haaks op de raadsuitspraak. Ik denk dat de heer Schroder de raadsuitspraak
niet kent of niet wil kennen. Als hij constateert dat het voor het college zand erover is, dan
wil ik in de richting van GroenLinks zeggen: volgens mij is het de kop in het zand. Naar
aanleiding van onze discussies met Kamerleden en -fracties hebben wij geconstateerd dat er,
misschien op een enkele of twee Tweede Kamerfracties na, geen discussie mogelijk is over
het tracé van de HSL. Vervolgens heeft het college geconstateerd dat wij dan in ieder geval
de tweede uitspraak van de raad naar volle overtuiging op tafel zullen moeten brengen, name
lijk de maximale en optimale inpassing van dat door ons niet gewenste tracé. Dat is wat het
college bepleit en op basis daarvan wordt gereageerd. Ik denk dat de heer Schroder even de
plank misslaat. In de richting van de heer Adank het volgende. De laatste cijfers van de heer
Van Tol kunnen uiteraard naar de commissie komen. Wij hebben daarvan zelf geen gebruik
gemaakt, omdat het ongeveer de vierde berekening is over de passage langs Breda, waarbij de
getallen op basis van verschillende insteken dusdanig verschillend zijn, dat wij hebben
gezegd: wat de berekeningen ook allemaal waard zijn, wij gaan voor die inpassing, we
hebben achtergrondinformatie over de verschillende berekeningsmethodieken, maar laten we
nu niet méér verwarring scheppen over de centen, laten we gewoon zeggen dat we die
optimale inpassing willen op basis van onze argumenten. We zullen er in ieder geval voor
zorgen dat de commissie die stukken krijgt. Overigens is het comité Effen op de hoogte van
de cijfers, en men heeft ze gebruikt in zijn reactie in de richting van de Tweede Kamer.
Wethouder VAN DONGEN
Allereerst wil ik ingaan op de opmerking van de heer Adank met betrekking tot het Mgr.
Nolensplein. De vragen ex artikel 48 van mevrouw Heessels en mevrouw Van Beusekom
zullen worden beantwoord. Los van de discussie en hoe de inspraakresultaten zullen worden
getoetst, merk ik op dat districtsmanagers geen wijkwethouders zijn. We hebben als college
en als coalitiepartijen nooit gepleit voor wijkwethouders, en ambtenaren zijn dat zeer zeker
niet. De districtsmanagers proberen in goed overleg met de organisaties het gemeentelijk
beleid zo goed mogelijk tot uitvoering te brengen, in integraal verband en ook in afstemming
met de politie. Dat betekent dat verschillen in inzicht zichtbaar kunnen worden gemaakt, maar
niet dat inspraak op alle momenten tot overeenstemming zou moeten leiden. Het is juist de
kunst van de inspraak om op bepaalde punten aan te geven waarover je overeenstemming hebt
bereikt en waarover verschillen bestaan, en dat je daarop inspraak laat plaatsvinden. Uiteinde
lijk zal het college, of de raad als het daar terecht moet komen, de finale verantwoordelijkheid
nemen. Over het grondbeleid zijn opmerkingen gemaakt door de heren Taks en Schroder, en
mevrouw Heerkens heeft daarover namens het CDA, D66 en de PvdA een motie ingediend.
Naar aanleiding van de opmerking van de heer Taks en in aansluiting op datgene wat de heer
De Bruijn heeft gezegd over de voortzetting van de verhouding 1/3, 1/3, 1/3 het volgende.
Ook bij nieuwe grondexpoitaties en bouwplannen wordt uitgegaan van de verhouding 1/3,
1/3, 1/3. Tevens zal op die basis de toetsing van de economische uitvoerbaarheid plaats
vinden, en zal het uitgangspunt budgettair neutraal voor de grondexploitatie gelden. Dat
particuliere grondaankopen prijsopdrijvend werken en hebben gewerkt, wordt onderkend.
Wat exact de aankoop door particulieren is geweest, weten wij niet, dat weten alleen degenen
die overeenstemming hebben bereikt. U weet dat een economische overdracht nog steeds niet
bij het Kadaster wordt geregistreerd, en derhalve niet is terug te vinden, behalve op basis van
de informatie van de mensen zelf. In veel gevallen geven zij die bij voorkeur niet. Over de
mogelijkheden die je met particulieren kunt bereiken het volgende. Allereerst is er een
reguliere overeenstemming nodig waarin zaken, die noodzakelijk zijn voor de totale ontwik
keling van een woonwijk, worden meegenomen, zoals wijkvoorzieningen, bijzondere catego
rieën woningbouw en ook specifieke voorzieningen. Daarvoor gelden ook de mogelijkheden