29 OKTOBER 1996
616
waaronder het Volkshuisvestingsfonds. In die zin staat het college sympathiek tegenover deze
motie en ook tegenover de consequenties om aan die invulling te komen. Dat betekent ook dat
wij bij alle ontwikkelingen hiermee rekening zullen moeten houden.
De heer SCHRODER
Bij interruptie. Ik begrijp de opmerking over de GMP-motie niet helemaal. Bedoelt de
wethouder dat er straks ineens nog ergens een bedrag in de nieuwe vast te stellen begroting
wordt opgevoerd? Wij zijn nu toch bezig met een concept dat straks in elkaar moet worden
geschoven? De raad spreekt nu uit dat er een bepaalde beleidsrichting wordt gekozen en
ingezet. Vervolgens zal straks de nieuwe raad de formele bevoegdheid hebben tot vaststelling
van de begroting. Dat we het er nu uitlaten, en straks maar zien wat daarvan nog terecht
komt, vind ik
Wethouder VAN DONGEN
Neen, ik denk dat de nieuwe raad zich zal uitspreken over een totaal nieuwe begroting,
inclusief alle dienstbegrotingen en inclusief de invulling van de structurele ruimte die voor
nieuw beleid voor het GMP nog daarin zit. Want daarover gaat het voor wat betreft het GMP.
De heer BOER
Bij interruptie. Het wordt voor iedereen duidelijk dat wij nu niets vastleggen en dat straks
alles voor de nieuwe raad bespreekbaar is.
De VOORZITTER
Ik denk dat daarop de heer Van Os een goed antwoord kan geven.
Wethouder VAN OS
Dat antwoord is ja, mits wij ons niet hebben gebonden. Dat is duidelijk. Dan zou zelfs het
Volkshuisvestingsfonds, dat u zojuist noemde en dat we wellicht twee jaar geleden met 30
miljoen hadden gevuld, ter discussie kunnen staan. Dat lijkt mij op dat moment ook aan de
nieuwe raad.
De heer BOER
Niet als u toen gelijk die 30 miljoen had ingezet.
Wethouder VAN OS
Niet als we het hadden ingezet, maar daarover hadden wij het zojuist niet.
De heer BOER
Dat had u dan dus toen moeten doen.
Wethouder VAN OS
Neen, daarover had u het zojuist niet. U had het over de voeding van het Volkshuisvestings
fonds. Ook toen spraken we al over 1997. Wat dat betreft denk ik dat u goed moet opletten.
Dank aan de heer Adank om de wethouder Financiën een vrij speelveld te geven om een
betoog te gaan houden over de financiële verhoudingen. Oh, dat was niet de bedoeling? Daar
was ik al bang voor. Toch een paar opmerkingen in dat kader, want u vraagt daarnaar. De
belangrijkste discussie is de verhouding: Financiële verhoudingswet in combinatie met de Wet
WOZ en de O.Z.B. Daarin zit, denk ik, een belangrijke link, want het is de vraag wat
landelijk de gemiddelde stijging in de waardebepaling zal zijn. Een afwijking in het landelijk
percentage van plus of min 5 betekent voor Breda in de algemene uitkering een bedrag van