31 OKTOBER 1996 641 heeft, maar ook zeker een verleden. Wij denken dus dat het verdergaat dan alleen de binnenstad, als u het heeft over de economische bedreiging. Wij vinden dat dit voorstel een bijdrage kan zijn om de kwaliteit van de binnenstad nog verder op te krikken. In de commissie is door ons gesteld dat de kernen Princenhage en Ginneken in feite recht zouden hebben op hetzelfde instrumentarium. Ondanks de beantwoording door de wethouder in de commissie, waarin eigenlijk werd gezegd dat wij het nu hierover hebben en de andere gedachte niet was terug te vinden in het verslag, bl ij ven wij van mening dat dit verder moet gaan dan de binnenstad. Ook de andere kernen zijn historische kernen, en daarmee zouden wij op dezelfde wijze moeten omgaan. Wij begrijpen ook wel dat de binnenstad op dit moment het meest urgent is en dat de middelen daarnaast ook beperkt zijn. Maar afhankelijk van de werking van dit instrumentarium is het, denk ik, goed om er in de toekomst wel aan te denken om Ginneken en Princenhage daarin mee te nemen. Bij Ginneken willen wij heel duidelijk zeggen dat wij daar ook nog rekening moeten houden met het beschermd stadsgezicht. Het voorgestelde aanschrijvingsbeleid is zeker een experiment waard. Maar wij menen toch te betwijfelen of daaraan veel sancties kunnen worden ontleend. Het is, denk ik, geboden om hiermee heel voorzichtig om te springen. Wij zouden het erg op prijs stellen als er een jaarlijkse rapportage in de commissie over de werking van deze instrumenten zou kunnen worden gegeven. Daarmee kunnen wij een beetje volgen welke vorderingen er worden gemaakt en of de besluiten, die wij hier nu nemen, überhaupt effect hebben. De heer CRUL Na de commissievergadering hebben wij nogal uitvoerig over deze zaak in de fractie gesproken. Het ging daarbij in hoofdzaak over twee punten. Het eerste punt betreft het aanschrijvingsbeleid, dat ook al is genoemd door de heer Marée en mevrouw Van Beusekom. Het tweede punt was de inzet die van het college, en dan speciaal van de wethouder, wordt gevraagd om de zaken goed te laten lopen. Het aanschrijvingsbeleid is naar onze mening in de commissievergadering te veel naar achteren geschoven. Wij vinden natuurlijk datje in eerste instantie via overleg tot zaken moet kunnen komen bij het opknappen van gebouwen en in dit geval voornamelijk van huizen. Maar als het nodig is, dan vinden wij dat ook de sanctie, het aanschrijvingsbeleid, de bestuursdwang, tot de mogelijkheden moeten behoren. Dit moet mogelijk blijven als een reële optie. Er moet dan ook echt inhoud worden gegeven aan het aanschrijvingsbeleidDan het tweede punt dat in de fractie naar voren is gekomen. Wij hebben van deze wethouder, zeker op het terrein van monumenten en vergelijkbare zaken, nog niet veel gezien waar het gaat om het leveren van inzet om zaken te realiseren. Wij vinden dus dat er met zeer veel nadruk op moet worden gewezen, en dat geldt voor het hele college, dat eraan gewerkt moet worden en dat het niet alleen papier moet blijven, zoals dat in het verleden heel vaak het geval is geweest. Wij hebben weieens meer een fundamenteel oordeel over de wethouder willen uitspreken voor wat betreft zijn werk in de afgelopen periode. Het betrof volkshuisvesting, monumenten en andere zaken, waaronder Valkrust. Wij hebben dat niet gedaan, omdat dit een korte periode is. Wij moeten eerst maar eens naar de volgende periode kijken. Maar wij vinden, als je iets op papier zet wat je wilt waarmaken, dat dan de wethouder er in eerste instantie voor verantwoordelijk is dat dit ook wordt uitgevoerd. Dus concreet vragen wij eigenlijk hardere toezeggingen over de laatste fase, als die aan de orde is. Ten tweede verlangen wij dat er werkelijk inzet wordt geleverd om iets te realiseren. Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER Ik heb in de commissie gezegd dat het hier eigenlijk gaat om nieuwe wijn in oude zakken. Uit de reactie van de wethouder bleek dat hij vond dat hij een heel nieuw plan had samengesteld. Ik heb een aantal duidelijke voorbeelden genoemd, waarvan ik vind dat het gewoon in het verleden heeft gefaald. Ik vermoed dat het in de toekomst weer gaat falen. Om niet de hele discussie over te doen, noem ik maar twee zaken, namelijk het wonen boven winkels en het rolluikenverhaal. Wonen boven winkels is heel leuk en gezellig, maar als mensen niet in de buurt kunnen parkeren of als zij met hun vuilniszak en identificatiebewijs over straat moeten gaan om hun huisvuil kwijt te raken, dan denk ik dat dit soort dingen zo tegenstrijdig is, datje niet moet verwachten dat het wonen boven winkels grootscheeps gaat aanvangen. Dat zijn twee punten die in deze nota aan de orde komen en waarvan wij hebben gezegd: je kunt het best proberen, je kunt daarvoor geld

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 641