1 FEBRUARI 1996 67 De heer VAN HEUSDEN Ik heb dit reeds in de commissie gezegd, de voorliggende raadsvoorstellen zijn voor ons in de eerste plaats een toelichting, respectievelijk een technisch juridische uitwerking van eerder door deze raad genomen besluiten, met name die van 22 september 1994. Zodanig valt er met name ten aanzien van de nota Bestuursstructuur weinig te zeggen. Anders is dat ten aanzien van de subsidieovereenkomst, omdat daaraan verbonden is het stuk ter zake van de normen, waaraan het artistiek plan moet voldoen. Wij zijn daarmee bijzonder blij, omdat het, voor zover dat mogelijk is, waarborgen biedt voor het artistiek niveau van het Chassé Theater. Nog een opmerking over de amateursector, waarvoor geen speeldagen zijn ingevuld. Kunt u ons toezeggen dat er alles aan wordt gedaan om de belangen van de amateurs te waarborgen en kunt u tevens aangeven hoe u dit denkt te bereiken? De heer BOKKELKAMP Ook de VVD-fractie heeft dit voorstel met veel interesse gelezen, bestudeerd en besproken. Het lijkt inderdaad op een goed ingezette privatisering. Voor ons zou die privatisering nog verder kunnen gaan, dat is niet gebeurd. Maar zoals de bestuursstructuur er nu uitziet en het convenant er ligt, zijn wij wel tevreden met de wijze waarop het uiteindelijk vorm heeft gekregen. Als ik kijk naar de Raad van Commissarissen, dan ben ik het met de heer Dubbel man eens, dat we in degenen die daarin zijn benoemd vertrouwen hebben. Wij denken dat zeer zeker de beheersmatige aspecten, en die zullen de komende tijd belangrijk zijn mede in relatie tot de Subsidieverordening en het totaal bedrag dat we daarvoor hebben uitgetrokken, bij deze Raad van Commissarissen gewaarborgd zijn. Ik kan me aansluiten bij het verhaal van de heer Van Heusden. Ik vind dat het artistiek plan, de normeringen en de wijze waarop de raad ook daarbij kan worden ingeschakeld, gelukkig niet elk jaar, maar één keer in de vier jaar, een waarborg in zich heeft op alle fronten, juist op het gebied van de culturele evene menten die Breda kent en zoals die bij de burgers moeten overkomen. Nogmaals, akkoord met de voorstellen. De heer CRUL Wij zijn vanaf het begin van de besprekingen over de verzelfstandiging, want privatisering is het niet, tegen die voorstellen geweest. Dat standpunt handhaven we. We hebben daarvoor een aantal argumenten. Het belangrijkste is, dat een kwart van het cultuurgeld dat beschikbaar is voor het Chassé Theater wordt ingezet en dat is, denk ik, nog maar het minimum. Het is voor ons als overheid zaak om dat geld goed te laten besteden en daarop ook invloed te hebben. Op een realistische manier, natuurlijk, maar het is wel nodig. Het tweede argument. Er is een brief van het personeel gekomen, waarover de wethouder in de commissie niet zo vriendelijk heeft gedaan. Het personeel geeft een aantal argumenten aan waarom het vindt dat op dit moment die beslissing eigenlijk niet moet worden genomen en voorts heeft men twijfels over het feit of de verzelfstandiging wel moet doorgaan. Het laatste argument is en dat is al gezegd: we blijven de enige aandeelhouder. Dat betekent dat alle verantwoordelijkheid over de financiën uiteindelijk bij de raad terecht komt en dat blijkt nu ook wel weer uit de nieuwe brief die is gekomen, 800.000,- extra wordt voorzien, en die zal toch ook weer hier moeten worden opgehoest, of op een andere manier beschikbaar moeten worden gesteld. De heer Dubbelman zegt dat die 6,5 miljoen de grens is. Maar in het verleden zijn we bij 3 4 miljoen vertrokken en elke keer als die grens wordt aangegeven, dan wordt die overschre den en moeten we weer bakzeil halen. Ons laatste argument om die verzelfstandiging niet te laten doorgaan is de zorg die wij hebben over de amateurs, de educatieve functies en ook de overige niet-commerciële functies in het Chassé Theater. Wij zijn dus tegen, maar, zoals ook bij de HSL, we verwachten dat de verzelfstandiging toch wel zal doorgaan en op grond daarvan hebben wij een aantal opmerkingen bij de voorstellen zelf. Het college doet het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 67