28 november 1996 698 Ik denk dat de inzet heel goed is en ik steun ook het idee van de heer Marée met betrekking tot het feit dat juist dit grondbeleid en zeer zeker ook de ontwikkelingen daarin, gevoelig moeten zijn voor de audits in de toekomst. Wat dat betreft zal ook de nieuwe rekeningscommissie daarin een rol moeten spelen. De heer SCHRODER Mijn fractie kreeg langzaamaan de indruk dat de nota Grondbeleid in een losbladige uitgave had kunnen verschijnen. Elke drie, vier maanden kwam er een nieuwe nota, die weliswaar wat dikker werd, maar als je dan ging zoeken naar wijzigingen of wellicht belangrijke politieke meningsverschillen en een verklaring waarom de nota zo lang bij het college bleef, dan waren die nauwelijks te vinden. Over de beoordeling zal ik niet al te zeer uitweiden. Onze fractie heeft bij het begin van deze regeerperiode, toen wij nog deelnamen aan de collegeonderhandelingen en zelfs een program akkoord hebben onderschreven, om een tweetal redenen sterk aangedrongen op het verschijnen van een nota Grondbeleid. Allereerst ons stokpaardje: erfpacht. De voors en tegens daarvan wilden wij nog eens graag duidelijk uiteengezet zien, met name om te kijken of het kiezen voor erfpacht wellicht beleidsmatig meer ruimte aan de gemeente gaf. Het tweede punt is, en dat is ook steeds door ons gezegd, dat we graag doorwrocht onderzocht willen zien of het grondkos- teninstrumentarium kan worden ingezet voor de realisering van de sociale woningbouw. Op beide vragen blijft de nota, ook in dit stadium, nog uitermate vaag, ondanks het feit dat die toch lang op de collegetafel heeft gelegen. Als ik kijk naar de erfpacht- en de verkoopdiscussie, dan lijken de argumenten, in het belang van de gemeente, te schreeuwen om over te gaan tot uitgifte in erfpacht. Maar vervolgens wordt er, op basis van eigenlijk volstrekt doorprikbare argu menten, gekozen voor verkoop. Ten aanzien van de grondkosten en de sociale woningbouw vind ik de nota uitblinken in vaagheid. De belangrijkste concretisering is tijdens de begro tingsbehandeling aangebracht, middels een motie van deze raad. Die is heel trouw overgeno men in de nota. Maar terecht kan daarbij grote twijfel worden gesteld, nu de nota immers zelf aangeeft dat het realiseren van winst, en die in te zetten ten behoeve van betaalbare woning bouw, een uitermate twijfelachtige zaak is. Beleidsmatig en qua motivering springt deze nota er niet uit, neen, sterker nog, ik vind het een volstrekte onvoldoende. Daarom zal mijn fractie tegen de nota stemmen. Mevrouw HEERKENS Eindelijk is er dan een nota Grondbeleid. Zo is dat ook door de vorige sprekers gesteld. In het preadvies wordt een juiste weergave gegeven. De productie van de nota heeft zolang geduurd vanwege een aantal politiek gevoelige onderwerpen. Voor de Partij van de Arbeid heeft met name de passage in het programakkoord over het invullen en toepassen van het grondprijsin strumentarium steeds centraal gestaan in meerdere discussies. Het pleidooi van onder andere het SWOB en de corporaties, om via een actief grondbeleid de mogelijkheden van goedkope woningbouw te vergroten, ondersteunen wij zeer zeker. Een van die mogelijkheden kan zijn: de inzet van gelden uit het volkshuisvestingsfonds, gevuld via een bijdrage uit het grondbeleid. De tekst van de motie van 29 oktober jongstleden geeft onzes inziens heel duidelijk aan dat, als er sprake is van voorcalculatorische winst, die bijdrage er komt. De hoogte ervan zal jaarlijks worden vastgesteld. Op zich vinden wij de relatie, die nu tussen het grondbeleid en volks huisvesting is gelegd, een doorbraak. Bij de uitvoering zal blijken of er voldoende middelen worden ingezet voor het volkshuisvestingsfonds. Het zal duidelijk zijn dat de Partij van de Arbeid hoge prioriteit geeft aan een bijdrage vanuit het grondbeleid, nu de principiële uitspraak van 29 oktober is vastgelegd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 698