19 JANUARI 1996
6
in het benoemingenbeleid van de minister van Binnenlandse Zaken meerdere overwegingen een
rol spelen. De uitgangspunten van het kabinetsbeleid zijn, naast het voorkeursbeleid, onder andere
een evenwichtige politieke spreiding van de burgemeestersposten over de partijen, en het loopbaan-
en doorstromingsbeleid van zittende burgemeestersDe overwegingen van de minister zij n de raad
niet bekend, maar vermoedelijk hebben laatstgenoemde uitgangspunten een belangrijke rol gespeeld.
De Kroon benoemt onder verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken. Als
voorstander, als uitgesproken voorstander zelfs, van de huidige benoemingsprocedure, heb ik ook
geen enkele kritiek op de gang van zaken rond de benoemingAnderen in de raad hebben die kritiek
wel, in diverse gradaties van hevigheid. De loco-burgemeester is daarvan de tolk gebleken, maar
misschien zouden sommigen het nog scherper willen zeggen dan hij het heeft verwoord. Binnen
de raad wordt zeer verschillend gedacht over de gang van zaken rond deze benoeming. In het
algemeen over de meest wenselijke procedure bij de aanstelling van burgemeesters. Ongetwijfeld
zijn er zeer goede argumenten aan te voeren om de aanstellingswijze van de burgemeester fun
damenteel te veranderen en zelfs tot directe verkiezing over te gaan. Aan een dergelijk stelsel zijn
echter ook nadelen verbonden, die naar mijn mening veel zwaarder wegen dan de voordelen. De
inhoud van het ambt verandert dan wezenlijk en de positie van de burgemeester wordt ook een
totaal andere. Bij het afscheid van burgemeester Nijpels heb ik nog eens de voordelen van de
huidige procedure geschetst, met name het grote voordeel dat de benoemde burgemeester een
onafhankelijke positie inneemt. De benoemde burgemeester is zowel ten opzichte van de raad als
van het college volstrekt onafhankelijk, hij staat los van de plaatselijke partijpolitiek, en ook met
de hem politiek verwante raadsfractie heeft hij geen formele binding. De gekozen burgemeester
van zijn kant kan nooit op dezelfde wijze als de benoemde burgemeester een dergelijke positie
tussen de partijen innemen. Om gekozen te worden heeft hij immers een verkiezingscampagne
moeten voeren, beloften moeten doen, politieke compromissen moeten sluiten. Zo'n burgemeester
is de representant van een op politieke compromissen berustende raadsmeerderheid, of van dat
deel van de burgerij dat hem heeft gekozen. Voor fracties die niet tot de coalitie behoren, en dat
lot kan elke fractie in deze raad op enig moment treffen, kan een gekozen burgemeester nooit de
vertrouwensfiguur worden die de benoemde burgemeester van nature wel is. Zeker, ook een
gekozen burgemeester kan, afhankelijk van zijn persoonlijke eigenschappen, heel wel in staat zijn
om open te staan voor alle fracties, ook van niet-collegepartijen en hen de ruimte geven die bij
het innemen van hun standpunten wenselijk is. De afgelopen maanden heeft onze loco-burgemeester
daarvan het duidelijke bewijs geleverd. Namens de raad dank ik Harry van Raak voor de voor
treffelijke wijze waarop hij als waarnemend burgemeester is opgetreden. Maar hij zei het zelf al:
van een politiek geprofileerde bestuurder mag niet worden verwacht dat hij gedurende langere
tijd een gedepolitiseerde voorzittersrol kan vervullen. De loco-burgemeester is het van harte hiermee
eens, en hij is nu weer teruggetreden in de volle omvang van zijn politiek strijdbare wethou
derschap. Als voorstander van de benoemde burgemeester ben ik bijzonder blij dat het Kabinet
inzijnonlangsgeformuleerdedefinitievestandpuntomtrentdeaanstellingswijzevanburgemeesters
heeft afgezien van toekenning van de rechten van aanbeveling aan de gemeenteraad. Zo'n bur
gemeester, benoemd op aanbeveling van de gemeenteraad, is niet meer onafhankelijk ten opzichte
van de raadsmeerderheid die hem heeft voorgedragen. Het Kabinet wil wel de lokale invloed ver
sterken door de toekenning van een recht van aanbeveling aan de vertrouwenscommissie, waarbij
van openbaarheid geen sprake zal zijn. Gelet op de verwikkelingen rond onze vertrouwenscommissie
is het, lijkt mij, zeer de vraag of een dergelijke verzwaring van de rol van de vertrouwenscommissie
een wenselijke ontwikkeling is. De vertrouwelijkheid kan immers niet worden gegarandeerd. Dat
is gebleken. Elke burgemeestersbenoeming gaat vergezeld van een geruchtenstroom. De pers speurt
gretig naar informatie en slaagt er altijd wel in een lek te vinden waaruit kan worden geput.
Vertrouwenscommissies en burgemeestersollicitanten hebben daarmee in de loop van de tijd leren
leven. Het is echter niet eerder gebeurd, voorzover mij bekend, dat de pers een publikatie kon
verzorgen door naar eigen zeggen te citeren uit vertrouwelij ke stukken van de vertrou wenscommis-