28 FEBRUARI 1996
de opmerking in dat, waar mogelijk, moet worden getracht op dit terrein samen te werken met
de gemeente Prinsenbeek. We moeten ons realiseren dat we grote gezamenlijke belangen hebben.
Een samenwerking is daarom onontbeerlijk voor goede resultaten. Deze samenwerking heeft al
geleid tot gedegen voorwaarden die zijn verwerkt in de Breda/Prinsenbeek-variant en laten we
ook in het komende traject op dezelfde manier met elkaar omgaan.
Mevrouw VAN BEUSEKOM-NIX
Wij willen ingaan op het raadsvoorstel en op de stukken die gisteren bij ons zijn bezorgd. De HSL,
dat is eerder gezegd, heeft vele tongen in beroering gebracht, en terecht. Het betekent nog al wat
voor de regio Breda. De inspraakreactie, die Breda heeft geleverd, windt er ook geen doekjes om
en kan bogen op een unanieme aanvaarding van de raad. Daarna is er, althans voor de raad, een
wat schimmig spel opgevoerd. Wat is namelijk de werkelijke situatie? De raad heeft neen gezegd
op basis van een duidelijke belangenafweging. En het college heeft daarna, door middel van de
Breda/Prinsenbeek-variant, gekeken naar wat de oplossing zou moeten zijn om de nadelen zoveel
mogelijk te ondervangen in het geval zou worden besloten tot het F tracé. Dat is naar de mening
van de VVD-fractie een goede zaak. Want wij weten maar al te goed wat een Planologische
Kernbeslissing voor de lagere overheden kan inhouden. Maar we weten ook hoe belangrijk het
is voor het Rijk om een bestuurlijke consensus op lokaal en provinciaal niveau te bereiken. Dat
geldtzowel voor het procedurele tijdsbestekals voor de planologische oplossingen, die van onderaf
worden aangedragen. Het neen tegen de variant blijft. Het college schrijft in het voorstel dat zowel
het college als de raad in een lastig dilemma zitten. Nogmaals, er is neen gezegd, en dat blijft naar
onze mening neen en dat is helemaal geen dilemma. Dit met erkenning van de positie van een
lagere overheid. En die positie van die lagere overheid is alles behalve zwak te noemen. De
constructieve wijze waarop het college de Breda/Prinsenbeek-variant heeft voorbereid om
oplossingen aan te dragen, is voor het Rijk, en dat moet het ook goed weten, geen vrijblijvende
aangelegenheid. Ondanks de centralisatie van de besluitvorming blijft van kracht, dat de invloed
van het lokale bestuur zo grootmogelijk moet blijven. Het Rijk moet helezw are argumenten hebben
om realistische inpassingen vanuit de lokale overheden te verwerpen. Je kunt je dan afvragen:
wat is realistisch? In de eerste plaats is het niet realistisch om de geldbuidel boven de Moerdijk
en voor het tracé in Vlaanderen, en dat als gevolg van felle lobby's, leeg te schudden, en het
stedelijk gebied van Breda en de natuur- en cultuurwaarde in dit deel van Brabant qua problematiek
te negeren. In de tweede plaats is het niet reëel om de stad Breda, zoals die zich in de toekomst
zal gaan ontwikkelen, op te zadelen met een doorsnijding door een dijklichaam waarop de grootste
en belangrijkste infrastructuurbundel van Nederland wordt geprojecteerd. Wij denken dat er geen
enkele stad langs het HSL-tracé zo nadelig wordt getroffen als Breda, want wij kennen echt geen
stad die zo uiteengereten dreigt te worden. Breda pleit, en terecht overigens, voor een forse
gebiedsuitbreiding, maar wij realiseren ons daarbij eigenlijk niet hoe de toekomstige stad Breda
over 10, 20 tot 25 jaar eruit zal zien. Als het college zich dat wel zou realiseren dan kan het niet
zo zijn dat Breda de behandeling voor dit toekomstige stadsdeel, zoals Minister Jorritsma zich
dat voorstelt, aanvaardt. Wij mogen dat ook weer afleiden uit het verslag van het overleg van
24 januari 1996De minister pleit daarin voor een integrale oplossing, een tracé-overeenstemming
op korte termijn, zij steunt het idee van een overgangszone tussen een zware inffastructuurbundel
en de bebouwing, zij kan geen uitspraken doen over financiële verplichtingen en zij wil optische
blokkades en uitkoopmogelijkheden wel bezien. En voorts spreekt Minister Jorritsma haar
waardering uit voor de grote bereidheid om naar oplossingen te zoeken en op de valreep is zij
ook nog bereid een inspanningsverplichting aan te gaan voor de shuttleboog en een ongelijkvloerse
kruising van de spoorlijnen Breda-Rotterdam en Breda-Roosendaal. Vandaar dat we ons allemaal
van harte hebben kunnen vinden in de tekst van het amendement, dat de shuttle graag naar voren
haalt. Het enige concrete dat de minister aanbiedt is: ambtelijk overleg over de voor- en nadelen
van een wellicht iets lagere ligging van de HSL bij het station Breda-Prinsenbeek en de
81