19 JANUARI 1996
8
van alledag, waarbij een toevallige raad in een toevallige samenstelling en in een toevallig humeur
eens een keer iets nieuws heeft bedacht. Integendeel. Op uiterst zorgvuldige wijze heeft de raad
deze afweging gemaakt, waarbij wij invullinghebben willen geven aan de veranderde maatschappe
lijke opvattingen omtrent de legitimering van het burgemeestersambt en de ondervertegenwoordiging
van vrouwen in hoge bestuurlijke functies. Ik vraag in het bijzonder uw aandacht voor ónze formule
ring van het geschiktheidscriterium. Wij spraken bewust over gebleken geschiktheid, in plaats
van: gelijke geschiktheid. Immers, bij gelijke geschiktheid moetje als vertrouwenscommissie de
vrouwelijke kandidaten afwegen tegen mannen, en ik voorspel u dat er dan, mede als gevolg van
een jarenlange achterstelling van vrouwen voor dit soort functies, opnieuw een man met meer
ervaring komt bovendrijven. Dat fenomeen hebben wij door onze formulering van het geschiktheids
criterium proberen te doorbreken. Ik teken onmiddellijk aan dat de Bredase opvatting naadloos
aansloot bij de opvattingen van het Kabinet in het voorjaar 1995: meer invloed van de raad en
voorkeur voor een vrouw. Helaas, het was de voorjaarskolder van het Kabinet. Misschien waarde
de geest van Nijpels nog rond in de burelen van het Ministerie. Meer democratische legitimatie,
voorkeur voor vrouwen, het bleken loze beloftes en holle frasen, wanneer in het Haagse het
politieke hemd nader blijkt te zijn dan de rok. Den Haag heeft bij deze benoeming het machtswoord
gesproken. Onze profielschets is gewoon terzijde geschoven. Mijn collega-fractievoorzitter in
Tilburg verzuchtte deze week in een openbaar schrijven, dat hij beter kan leven met een duidelijke
stellingname, waarbij vooraf de politieke kleur van de kandidaat wordt bepaald. Dat bespaart de
illusie dat de raad daadwerkelijk enige mate van invloed mag uitoefenen. Dat geeft natuurlijk te
denken. Straks voelen raadsleden er weinig voor om uitgebreid tijd en energie te steken in een
benoemingsprocedure, waarvan de uitkomst op grond van politieke kleur en voorkeur eenzijdig
in Den Haag zal worden vastgesteld. Mijn fractie vindt dat wij als Bredase politiek een signaal
moeten afgeven aan Den Haag. Het is öf vlees öf vis. Ik zal dan ook, en dat is wat ongebruikelijk
in een buitengewone vergadering als deze, een motie indienen om op dat punt een uitspraak van
deze raad te vragen. Misschien is het aardig voor de genodigden, dat zij op deze manier ook een
kijkje kunnen nemen in de normale politieke keuken van deze raad. Ik zal die motie dadelijk
overhandigen. Zij is al verspreid. In de motie vraag ik aan de raad om uit te spreken dat de gang
van zaken bij deze procedure, laat ik daarover heel duidelijk zijn, wordt betreurd, en de Tweede
Kamer wordt gevraagd om meer invloed van burgers en gemeenteraden bij benoemingsprocedures
voor burgemeesters te garanderen. Mijnheer Rutten, ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om
over de gelopen race van de afgelopen maanden enkele kritische opmerkingen te maken. Dat neemt
niet weg dat ik u welgemeend en van harte welkom wil heten in Breda. Uw politieke komaf heb
ik zojuist in een ruim kader politiek beoordeeld, maar het doet geen afbreuk aan uw persoonlijkheid
waarvan uw enthousiasme en integriteit tot de verbeelding spreken. Met die kwaliteiten verwacht
ik van u dat u niet boven, maar naast de politiek in staat bent om een zinvolle invulling te geven
aan het burgemeestersambt van Breda. Mijnheer Rutten, wij weten dat u een fietsliefhebber bent.
Om u alvast op de goede weg te helpen heeft mijn fractie inderhaast een korte brochure gemaakt
getiteld: "Breda en fiets", waarin een aantal knelpunten in het Bredase fietsverkeer in woord en
beeld wordt gebracht. Ter afsluiting wil ik die knelpunten in het bijzonder onder uw aandacht
aanbevelen, aan u als gemotiveerd en bewogen bestuurder, in letterlijke zin, van onze prachtige
stad.
De door de heer Schroder ingediende motie luidt als volgt:
MOTIE
De leden van de raad der gemeente Breda;