20 MAART 1997 156 voorgelegd. In de richting van de VVD-fractie het volgende. De Raad van Commissarissen legt, na dit besluit, het geheel aan de Ondernemingsraad voor, zodat aan de wettelijke bepalingen, die daarvoor staan, wordt voldaan. Over het arbeidscontract is ook in de commissie gesproken, en de Raad van Commissarissen heeft daarover een uitspraak gedaan. In dat verband, mevrouw Heerkens, denk ik dat de heer Boertjes in de tweede termijn wat duidelijker is geweest. Maar uit het verslag blijkt dat hij ook in de eerste termijn heeft gezegd dat er zal worden ingegrepen indien dat noodzakelijk is. Mevrouw HEERKENS Kunt u daaraan, want dat is voor ons van belang, een tijdsbestek hangen? Dat betekent dat je dan niet hoeft te wachten totdat er een positief resultaat is. Uiteindelijk is er voor het jaar 1997/1998 ook een duidelijke taakstelling, en werkt men met een rekeningstekort van 300.000,-. Naar onze mening moet de aandeelhouder ook dat controleren, en dat betekent dat we over bijvoorbeeld een jaar ook moeten kunnen zien dat dit een onderdeel is van die taakstelling. Wethouder VAN OS Het is duidelijk dat we niet pas over drie jaar de discussie gaan voeren over de vraag zitten we op nul? Dat lijkt mij niet aan de orde. Ik heb in de commissie gezegd dat bij het jaarverslag het een en ander aan de orde zal worden gesteld, en dat geldt ook voor het door u aangegeven wel of niet verder opschorten van die 150.000,--. Mevrouw HEERKENS Wat is uw inzet daarbij ten aanzien van die taakstelling? Want dat is toch Wethouder VAN OS Ik heb, en u vindt dat ook terug in het verslag, in de commissie aangegeven dat die discussie ook in de commissie moet worden gevoerd. Dus, indien er een positiever resultaat ontstaat dan waarop de prognoses zijn gebaseerd en wat we dan zullen doen, dat kunt u aan de hand van de jaarrekening beoordelen en met elkaar bediscussiëren. Mevrouw HEERKENS De inzet is toch wel om die taakstelling te handhaven? Wethouder VAN OS Ja, want anders had ik hem kwijtgescholden en niet opgeschort. TWEEDE TERMIJN De heer DUBBELMAN De heer Kwisthoutheeft mij een vraag gesteld. Ik vind dat de heer Kwisthouteen heel begrijpelijke oppositie voert en als hij een vraag stelt wil ik die ook beantwoorden. Hij heeft gevraagd wat wij onder 'zo dicht mogelijk' verstaan. Mijnheer Kwisthout, het is inderdaad zo dicht als mogelijk, in die zin dat wij op dit moment geen andere mogelijkheden zien om het gevraagde krediet en de middelen ter beschikking te stellen, en dat het ons erom gaat dat er een perspectief wordt geschet st, waarmee we na verloop van tijd, zelfs nog net binnen deze raadsperiode, weer richting de 6,6 miljoen gaan. Het probleem is alleen dat wij niet over ons graf heen mogen regeren. Deze raad heeft niet al te lang te gaan, en ik kan me voorstellen dat de nieuwe CD A-fractie, die na ons in de nieuwe raad zal zitten, misschien die 6,6 miljoen wel concreet zal willen hebben. Die kant zullen we, onder gelijkeomstandigheden, uiteindelijkuit moeten. Ik wil nog een enkele opmerking maken in de richting van mevrouw Heerkens. Ik dacht niet dat er zo'n groot verschil van standpunt was tussen de PvdA en het CDA waar het gaat om de beoordeling hoe een directie van een N. V. of B.V. het doet. Want daarom gaat het eigenlijk. Overigens heeft onze fractie er nog steeds problemen mee om in de openbaarheid namen te noemen. Het gaat erom dat de beoogd statutair directeur een heldere taakstelling meekrijgt. Vervolgens zijn er twee mogelijkheden. Die taakstelling

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 156