25 en 26 MAART 1997 229 Mevrouw HEERKENS En dat weet u morgen? Wethouder VAN BEUSEKOM-NIX Ik zal mijn best doen, maar het allerbeste is het natuurlijk om daarvoor iets meer tijd te nemen, zodat ik met een degelijk onderbouwd antwoord kan komen. Ik wil deze zaak best morgen even bekijken, maar de kwaliteit van het antwoord is soms toch wel een beetje afhankelijk van de snelheid en de intensiteit. Ik wil het zo goed en zo snel mogelijk doen. Mevrouw HEERKENS Ik ben ongeduldig, snapt u? Wethouder VAN BEUSEKOM-NIX Ja, dat weet ik, maar ik laat mij niet opjutten tot een slecht product. Wethouder VOSSENAAR-BLOKDIJK Ik wil eerst maar even ingaan op alle vragen en opmerkingen die zijn gemaakt rond het fonds reserve volkshuisvesting. Veel fracties hebben zich daarover uitgelaten en meestal, dacht ik toch, in positieve zin. Daaruit blijkt denk ik dat de raad er raadsbreed van overtuigd is dat wonen nog steeds een heel primaire aangelegenheid is en dat het een belangrijke gemeentelijk taak is om in dit geval samen met de corporaties te zorgen voor betaalbare woningen. Dat is al moeilijk genoeg, zoals wij allemaal ervaren. Het programakkoord heeft zich daarover, denk ik, heel duidelijk uitgelaten, zoals mevrouw Heerkens dat ook al even aangaf. In deze lijn heeft u als raad vorig jaar de instelling bevorderd van een fonds volkshuisvesting en het sluiten van een convenant 1996- 1999 met de corporaties. Dat was een convenant, waarin ook een taakstelling is opgelegd aan de corporaties. Een taakstelling die zelfs uitging boven datgene wat het woningbehoeftenonderzoek aangaf, maar u was ervan overtuigd dat het noodzakelijk was om meer woningen in de sociale sfeer te bouwen en u hebt zich daarvoor ook sterk gemaakt. Wij zullen dat fonds wel moeten blijven voeden, denk ik, willen wij ook in de toekomst onze taak in dezen waarmaken. Daarom is u voor 1998 een reservering voorgelegd in het meerjareninvesteringsplan, weliswaar een gelabelde reservering, maar het is natuurlijk een reservering. Dat is, samen met de 1 miljoen die er al stond voor 1998, nog onvoldoende om de taakstelling te realiseren. Wat hebt u de woning bouwcorporaties en uzelf, in casu ons, opgelegd om in de bestaande bouw aan te passen, om knelpunten op te lossen, en om in de nieuwbouw te voorzien in subsidies, zodat de heren nog enigszins betaalbaar kunnen blijven? U hoort wat ik zeg. Eind 1997 wordt bij de rijksbegroting, dat zal ongeveer in september zijn, pas duidelijk wat het Rijk gaat bijdragen aan ons volkshuisves tingsprobleem. Ik moet u zeggen dat wij daarover niet optimistisch zijn, gezien de ontwikkelingen van de laatste jaren. Wij hebben de rijksbijdrage van 1992 tot nu al zien teruglopen van 24 miljoen naar 2,9 miljoen. Ik moet u zeggen dat het in die sfeer toch wel heel snel gaat. Bovendien gaat het Rijk er vanuit dat de taakstelling van het Rijk in dezen eigenlijk zou moeten worden afgebouwd. Dat moeten wij dus afwachten. Wij hebben daarover geen enkele zekerheid. Met u is in het verleden afgesproken dat er eind 1997 zal worden geëvalueerd. Het is naar onze opvatting te laat om nu te zeggen dat wij het bedrag niet nodig zullen hebben. Het zou weieens zo kunnen zijn, dat we aan het bedrag waarmee wij de afgelopen jaren, en dan bedoel ik 1996 en 1997, toekonden, misschien in 1998 niet eens genoeg hebben. Dat zal afhangen van datgene wat de minister ons toebedeelt en, zoals ik u al zei, dat weten wij niet. U heeft bij de behandeling van de voorlopige begroting een motie aangenomen, waarin u heeft gezegd dat wij met het Grondbedrijf moeten gaan praten om te zien of er uit het mogelijke voordelige exploitatiesaldo ook iets valt te halen voor de woningbouw. Uiteraard zullen wij dat doen. Wij zullen uw motie uitvoeren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 229