25 en 26 MAART 1997 232 Dat betekent dat u aan de ene kant zult moeten afwegen welke wensen u hier allemaal op tafel legt, niet zozeer bij deze begroting maar zeker voor de toekomst bij de Begroting 1998, en aan de andere kant de lastenontwikkeling die daar wel of niet tegenover zou mogen staan. Ik heb u al eerder gezegd dat het predikaat "dure stad" voor Breda, zeker in het kader van de O.Z.B. wat mij betreft niet meer aan de orde is. Het is duidelijk dat wij moeten gaan discussiëren over hoe wij de bezuinigingen moeten gaan invullen. Wij hebben daarover in het programakkoord nadrukkelijk een passage opgenomen. Het voornemen is dat het college hierin het voortouw zou willen nemen. Op dit moment hebben wij er geen behoefte aan om hiervoor aparte commissies en dergelijke in te stellen. Wij zullen dat plan van aanpak bij de Begroting 1998 aan u voorleggen. In de richting van de fractie van D66 het volgende. Twee maal eenmalig zou structureel zijn. Eerlijk gezegd zou ik als wethouder financiën weieens 800 miljoen eenmalig willen afspreken, en laten wij dan volgend jaar eens kijken waar we komen. Want dan spitst de discussie zich wellicht heel sterk toe op datgene waaraan wij het geld wensen uit te geven. Dus in dat verband begrijp ik uw opmerking, maar ik moet u zeggen dat de portefeuillehouder financiën weieens heel strakzou willen kijken naar wat eenmalig is te financieren, en daarover elk jaar bij de begroting een goede competitie willen voerenDat maakt ook de pol itieke discussie op dat terrein, zie het centrummana gement, wellicht wel zo aantrekkelijk. Een aantal andere belangrijke vragen van zowel het CDA als de Partij van de Arbeid ging over het aanbestedingsbeleid. Het lijkt mij verstandig om het misverstand uit de weg te ruimen dat wij op korte termijn zouden komen met een evaluatie van het aanbestedingsbeleid. Wij hebben daarop aan het eind van de vorige raadsperiode beleidslijnen uitgezet en het lijkt mij iets te vroeg om dat nu al te gaan evalueren. Wij hebben wel gezegd dat wij dit steeds in de MARAP's aan de orde zouden stellen. Het mag wel duidelijk zijn dat daar een actieprogramma achter zat van zo'n acht actiepunten. Naar aanleiding van discussies in drie commissies en ook in deze raad is het voor mij duidelijk, zeker ook gelet op de nieuwe ontwikkelin gen die als goed voorbeeld door de gemeente Rotterdam zijn gepresenteerd, dat ik u voor de zomervakantie een nadere uitwerking van dat actiepunt wil voorleggen om te kijken hoe wij dat in de praktijk kunnen waarmaken. Ik wil u er overigens op wijzen dat, voorzover mij bekend, er in Rotterdam geen sprake is van dit soort elementen als er sprake is van verkoop van gronden. Maar ik zal daarover van gedachten wisselen met de steden die hiermee bezig zijn. In Rotterdam is nadrukkelijk sprake van een extra investeringsimpuls en wat daarmee valt te halen. Ik denk dat wij bij een aantal investeringsprojecten moeten proberen om dit concreet vorm te geven. Ik zeg u toe voor de vakantie in de commissie Middelen die discussie te voeren. Mijn collega's kunnen dan rustig naar die commissie verwijzen, omdat iedereen dan weet dat daar die discussie moet worden gevoerd. De onderwerpen communicatie en wijk- en dorpsraden liggen, denk ik, heel dicht bij elkaar. Ik denk inderdaad dat de wijk- en dorpsraden voor het huidige Breda een goed communicatieplatform kunnen en moeten zijn. Het mag duidelijk zijn dat er in de richting van alle wijk- en dorpsraden, zowel in het oude Breda als bij de opgerichte wijk- en dorpsraden, correspondentie ligt van het college dat het de bedoeling is dat het college begin april een concept verordening aan de orde wil stellen. Van half april tot half mei wil het college de inspraakprocedure met die wijk- en dorpsraden bespreken. Ons streven is erop gericht om in juni aanstaande deze conceptverordening in de commissies en in de raad aan de orde te stellen. Het is bij alle wijk en dorpsraden bekend dat dit de lijn is, waarlangs het college werkt. In dat verband zal het college zich ook nader beraden op hoe het hele districtsgewijs werken zou moeten worden uitgebouwd. Als het gaat om wel of geen districtswethouder kunt u daarbij ook een lijstje met plussen en minnen verwachten. Overigens moet ik u zeggen dat juist de organisatie-inbedding binnen de gemeente Breda op dit moment niet de voorkeur heeft om het in die richting te zoeken. Maar wij zullen alle plussen en minnen voor u op een rij zetten. Mevrouw HEERKENS Wanneer komen die plussen en minnen?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 232