24 april 1997 299 De heer GEMMEKE Het kabinetsstandpunt dat een aanzienlijke substitutie moet plaatsvinden van intramurale naar zelfstandige woonvormen voor ouderen, is een belangrijke aanzet geweest tot de herijking van het gemeentelijk ouderenbeleid. Het CDA is voorstander van een dergelijk beleid, waarbij ouderen zo lang mogelijk in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen. Maar wil dit beleid slagen, dan vinden wij dat aan twee voorwaarden moet worden voldaan. Dat is op de eerste plaats dat dat zelfstandig wonen van een kwalitatief goed niveau moet zijn. Dat betekent dus dat wij vinden dat in de woning in de welzijns- en in de zorgsfeer voorzieningen moeten worden getroffen die dat kwaliteitsniveau garanderen. Op de tweede plaats vinden wij een tweede voorwaarde dat geen afbreuk mag worden gedaan aan de intramurale zorg die op een gegeven moment toch moet gaan plaatsvinden. Want hoe je het ook wendt of keert, voor velen zal eens het moment aanbreken waarop zelfstandig wonen niet meer verantwoord is en het substitutiebeleid geen soelaas meer biedt. Op dat moment moet er voldoende intramurale ouderenzorgaccommodatie beschikbaar zijn. Het CDA vindt dat de notitie Herijking Ouderenbeleid, die thans voorligt, een goede basis vormt om dat substitutiebeleid in Breda handen en voeten te geven. Wij willen daaraan wel die voorwaarde verbinden, dat degene voor wie dit beleid zijn waarde heeft verloren, moet kunnen blijven terugvallen op een voldoende en een goed verzorgde intramurale ouderenzorg. De heer BOER In de nota staat op bladzijde 4, in de inleiding: "In de nota Ouderen Actief van september 1993 hebben wij aangegeven dat ouderen volwaardig moeten participeren in onze samenleving. Voorko men moet worden dat ouderen als groep geïsoleerd worden en afhankelijk worden gemaakt van specifieke voorzieningen". Vooral dat eerste deel, dat aangeven dat ze volwaardig moeten parti ciperen, sluit volledig aan bij ons verkiezingsprogramma. Wij zijn op basis daarvan gaan checken hoe het nu met deze nota's gaat en dan blijkt, dat een belangrijke groep mensen zoals de Ouderen- adviesraad wel advies heeft kunnen geven op deze nota, maar daarna nooit meer heeft vernomen wat er met dit advies is gedaan. Wat heeft het dan dan voor zin om deze nota aan te nemen, waarin zoiets belangrijks in de inleiding staat, en de belangrijkste inspraakgroep over ouderen in Breda die men wel laat reageren, krijgt daarna absoluut geen bericht meer dat het is ontvangen? In het voor stel staat wel dat er inspraak is geweest. Wij hebben de betrokken instelling hierover geïnformeerd dat er wat is veranderd. Dat is in ieder geval bij de Ouderenadviesraad absoluut niet zo overgeko men. Men had er ook helemaal geen stukken over. Dat snap ik niet. Daarover maken wij ons zorgen. Er is een Ouderenadviesraad, en die kan deskundig advies hierover uitbrengen. Dat doet men en daarna hoort men niets meer. Dat vind ik dus niet 'het volledig kunnen participeren van ouderen'. Want dat is wat er aan het passeren is en dat vinden wij buitengewoon triest en slecht. Er staat dat het een en ander ter visie is gelegd. Ik ben vanmiddag gaan kijken, maar ik heb het echt niet meer kunnen vinden. Dat was ons commentaar in eerste instantie. Wethouder VAN RAAK De twee voorwaarden die de heer Gemmeke schetst met betrekking tot de drie poten van het beleid: wonen, zorg en welzijn, legt hij in het substitutiebeleid terecht, en daarover gaat de nota ook, op de accenten wonen en welzijn, omdat deze een gemeentelijke financieringsstroom hebben, gedeeltelijk althans, zeker wat het welzijn betreft. Wonen is van een andere orde. De zorgpoot is ondergebracht bij de A.W.B.Z.-financiering en de W.Z.V.-financiering. Dat is eigenlijk geen terrein van gemeen telijk beleid. Wij proberen echter wel, zeker in het kader van de regiovisie, constant mee te praten en mee te denken met alle instellingen en met de financiers van het zorggebied. De voorwaarde die hij op het eind stelde: er moet voldoende intramurale zorg zijn, want ook het substitutiebeleid loopt op een gegeven moment aan zijn eind, kan ik dan ook alleen maar onderschrijven. Wij hebben als college ook regelmatig oog en oor daarvoor. Wij dringen daar ook op aan om te voorkomen dat, zeker met de vergrijzingsgolf die er op dit moment aankomt, Breda achtergesteld zou zijn. Ik kan me dus helemaal vinden in zijn woorden. In de richting van de heer Boer het volgende. De advise-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 299