5 JUNI 1997
332
en de natuurcompensatie zullen moeten worden uitgewerkt tot acceptabele oplossingen. In
voorgaande commissievergaderingen hebben wij een aantal punten onder uw aandacht gebracht,
die vooraf helder dienden te zijn. Gelet op de vele gesprekken die er zijn gevoerd en de
correspondentie die er is geweest zijn wij wat dat betreft tevreden met de constante terugkoppeling
vanuit het college. Gelet op de toevoegingen aan de lijst van de punten van aandacht en de resultaten
van het bestuurlijk overleg, zoals wij ook gisteren per ijlbode een brief mochten ontvangen waarin
alleen maar met "ja" werd geantwoord, gaat mijn fractie akkoord met het voorliggend voorstel.
Wel zouden wij u nog willen verzoeken, en dat is ook al door de heer Haarhuis nadrukkelijk aan
de orde gesteld, om zorgvuldig om te gaan met het communicatietraject. Enerzijds wordt er een
communicatietraject opgezet, samen met Rijkswaterstaat, maar daarnaast zijn wij van mening dat
ook bestuurlijk gezien wij een eigen verantwoordelijkheid hebben. Niet alleen voor wat betreft
de terugkoppeling vanuit het college naar de raad, maar ook zeker een terugkoppeling naar de
betrokkenen en de belanghebbenden. Een andere vraag, die ook al door verschillende sprekers
is gesteld, betreft de afhandeling van de punten van aandacht. In hoeverre kunt u inzicht geven
in waar nu precies de beslissings-, dan wel de besluitvormingsbevoegdheid ligt?
Wethouder VAN BEUSEKOM-NIX
Mag ik de laatste zin nog even horen?
Mevrouw REIJNEN-KREMERS
Het gaat met name om de punten van aandacht, die aan het convenant worden gehangen. Daar,
waar het gaat om wijzigingen van de bestemming komen wij in beeld. Kuntu aangeven waar het
alleen nog in beeld komt bij Rijkswaterstaat, waarop wij dus verder geen invloed hebben en waarbij
wij dus afhankelijk zijn van de samenwerking met Rijkswaterstaat?
De heer SCHRODER
In de Volkskrant van 31 mei 1997 rekent Frank Kalshoven ons voor wat het de overheid kost om
een retourtje voor één persoon met de HSL te maken. Bij dat ritje moet precies 270,-- per persoon
worden bijgelegd. Dat onderstreept nog eens een aantal argumenten dat voor GroenLinks aanleiding
is om tegen de HSL in dit land en ook in deze regio te zijn. De heer Scheltens is in de commissie
uitvoerig ingegaan op die argumenten. Wij zijn blij dat wij uiteindelijk ook de landelijke fractie
van GroenLinks in de Eerste Kamer op diezelfde lijn hebben gekregen, en dat de Nut- en Noodzaak
discussie daar ook onderlegger is geweest voor GroenLinks om tot een "neen" te komen. Binnen
dat gegeven vragen wij ons ernstig af of dit voor Breda het moment is om over te gaan tot
samenwerking met het Rijk. Maar ik geef toe dat ik dan ook moet kijken naar de argumenten die
voor deze regio spelen en niet zozeer de Nut- en Noodzaak-argumenten die wij eronder leggen.
Ik wil vooropstellen dat in de raadsvergadering van 28 februari 1996 een "neen" door Breda is
geformuleerd en dat uitdrukkelijk door de raad is gezegd dat er door het college uitsluitend kon
worden gesproken op basis van randvoorwaarden. In het thans voorliggende voorstel zien wij dat
de randvoorwaarden niet meer aan de orde zijn. Weliswaar legt het college ons een drietal
keuzemodellen voor: passief deelnemen, samenwerken door het tekenen van een convenant, of
samenwerken onder voorwaarden. Maar als wij het voorstel zelf zien, dan staat er geen voorwaarde
meer, ook niet meer aansluitend op het raadsbesluit van februari 1996. Er staan alleen maar punten
van aandacht. Kan het college uitleggen wat daartussen in de visie van het college het verschil
is? Praten wij nog steeds over voorwaarden of zijn het punten van aandacht? Dat lijkt mij toch
een stuk zwakker, waarbij je al flink wat van de onderhandelingsruimte hebt ingeleverd. Een tweede
vraagIk citeer maar even de tweede alinea op pagina 2 van de toelichtingGezien de ontwikkeling
is het onzes inziens noodzakelijk om binnen de aangegeven bandbreedte tot een kwalitatief
hoogwaardige en duurzame oplossing te komen et cetera." Wat wordt er in dit verband precies
bedoeld met de aangegeven bandbreedte? Zijndat de bedragen die op dit moment zijn uitgetrokken?
En wat, wanneer die hoogwaardige kwaliteit, die dan kennelijk door Breda en het college wordt
gewenst, niet kan worden bereikt met deze bedragen? Wat moet er dan gebeuren? Is het dan zo
dat de bandbreedte toch vanwege het Rijk is vastgelegd en dat wij dat in het huidige raadsvoorstel
accepteren? Of is er in de visie van het college toch meer speelruimte? Derde vraag. Wat verwacht