26 JUNI 1997
396
wat betreft de tweede motie, om bij alle toekomstige woningbouwlocaties in de gemeente Breda gediffe
rentieerde woningbouw te realiseren, het volgende. Hiervan zeggen wij: daar waar mogelijk. De Vinex
geeft juist de goede mogelijkheid, we hebben afgesproken alles bij die woningbouwlocaties te
onderzoekenen. Bij de differentiatie binnenstedelijk en buitenstedelijk is het natuurlijk zo, dat je de
differentiatie in die zin realiseert dat je zegt: daar waar mogelijk differentieer je, zoveel als nodig is,
en daar gaan we ook voor. Daar waar mogelijk, dat is ook een onderdeel van ons programakkoord.
Dus deze motie ontraden wij ook, omdat die overbodig is. Wat betreft de derde motie, om bij alle toe
komstige woningbouwlocaties een productie van 40 aan sociale huur- en koopwoningen te realiseren,
het volgende. Hierop antwoorden wijneen. Want het is nu eenderde, maar daar waar bijvoorbeeld meer
wordt gerealiseerd, bijvoorbeeld ook binnenstedelijk, zullen we het nooit krampachtig terugbrengen
tot eenderde. Als ik u wijs op het voorstel van de Sutoriusstraat, ziet u dat u daaroverheen schiet. En
er is ook geen mens in de raad die dan zegt: moeten we dat daar niet anders aanpakken? Dat zijn soms
volkomen logische zaken. Dus die motie ontraden wij ook. Wat betreft de vierde motie, waarin u de
eenderde-ambitie uit de notitie Vinex woningbouwproductie noemt, het volgende. Dit is op dit moment
een overbodige notitie omdat reeds is toegezegd, ook in de commissie, dat zulke zaken weer hernieuwd
kunnen worden besproken bij de nota Volkshuisvesting.
Wethouder VOSSENAAR-BLOKDIJK
Ik kan heel kort zijn. Mevrouw Van Beusekom heeft de moties al meegenomen. Uiteraard zeg ik in
de richting van de heer Adank en mevrouw Reijnen dat het programakkoord ons uitgangspunt is. Daarover
zijn wij, denk ik, zeer duidelijk. Er is niemand die daaraan twijfelt. De opmerking van de heer Adank:
bouw strategisch, lijkt mij eenhelewijze. Mevrouw Reijnen vraagt naar denotaVolkshuisvesting, waarin
wij onder andere zullen spreken over die eenderde. Ik heb u dat in de commissie ook al toegezegd. Wij
verwachten de eerste discussies met de commissie over deze nota kort na het zomerreces. Het actuele
woningbehoefte-onderzoek, waarnaar de heer Adank vraagt, zal een van de onderleggers daarvoor zijn.
Dus nog tweeëneenhalve maand geduld en wij zullen fundamenteel met elkaar over al die problemen
kunnen praten. Mevrouw Croft vraagt nog naar cijfers. Ik kan u het volgende zeggen. U hebt in de
commissie daarop geen antwoord gekregen, omdat de cijfers op dat moment niet exact paraat waren,
maar nu hebben we ze wel. Het getal 11.205, waarnaar u informeerde, welk getal u in de Vinexnota
aantrof, is afgeleid van de taakstelling, en dat is het Bredase ambitiecijfer tot het jaar 2005. U bracht
dat in relatie met het getal 8.400 uit het SRUP. Dat SRUP is een regionaal plan en had een regionale
insteek. Dat getal was het woningaantal waarvoor op de peildatum destijds, in 1993, nog nieuwe locaties
moesten worden gezocht in de regio. Als u al die dingen bij elkaar optelt en ook uitgaat van de Vinex-
taakstelling voor de regio, dan ziet u dat u uitkomt op nieuwe locaties, waarover eigenlijk nog geen
beslissingen zijn genomen, die nog moeten worden gezocht, van 8.400 woningen. Dat zijn dus twee
cijfers met een andere achtergrond, zoals op dat moment al werd gesuggereerd. Maar hier hebt u dan
de definitie daarvan. De meeste vragen hebben wij hiermee beantwoord. Ik laat het hierbij.
TWEEDE TERMIJN
De heer ADANK
Dank u wel voor de beantwoording. Ik zou aan wethouder Vossenaar willen vragen om nog te reageren
op de opmerkingen van Breda'97, waar duidelijk twijfels werden gezet bij de drie locaties die het eerst
aan snee zijn in het hele verhaal, en waarover toch duidelijk unanimiteit bestaat, mag ik aannemen, ook
binnen het college.
De heer VAN YPEREN
Ter interruptie. Er is geen enkele onduidelijkheid over de locaties, het gaat over de invulling daarvan
op termijn. Dus we hebben het niet over de aantallen, we hebben het in wezen puur over het tijdpad.
