26 JUNI 1997 418 De heer SCHRODER Het maakt mij niet uit. Dan kunt u straks weer terugkomen. Voorzitter, ten behoeve van de wethouder, die zich de afgelopen dagen in dit volstrekt voor hem nieuwe terrein heeft moeten inwerken, heb ik een groot aantal vragen opgesteld. Het is zeker niet de bedoeling van dit interpellatiedebat om nu al die vragen te gaan voorlezen en die vervolgens door de wethouder een voor een te laten beantwoorden. De bedoeling van dit interpellatiedebat is dat de fractie van GroenLinks wil aangeven dat zij zich ernstig zorgen maakt over de recente ontwikkelingen met betrekking tot het theater. Zo'n tweeëneenhalf jaar geleden heeft de raad, op voordracht van uw college, besloten tot de verzelfstandiging van het theater, als zijnde toch het middel om een sterke directe sturing te krijgen in het theater. Die sturing zou zodanig moeten werken dat het theater zal kunnen draaien met de middelen die door de gemeente aan het theater worden gegund. Keer op keer sinds dat traject is gestart, zijn er tegenvallers geweest, zijn er ook momenten geweest, waarop het college aanvullende voorstellen heeft moeten doen, ook in financiële zin, die de raad, niet alleen GroenLinks maar ook andere fracties, node heeft moeten slikken. De vraag is dan aan de orde wat die verzelfstandiging heeft opgeleverd, en of het proces van de verzelfstandiging en alles wat daarmee samenhangt, behoorlijk heeft gewerkt. Daarbij, op voordracht van uw college, en ondersteund door de raad, zijn we tot het besef gekomen dat het uitbesteden van de horeca, de zwakke poot binnen het theater in financiële zin, een goede zaak zou zijn. Zoek daar een sterke private partner bij, die op eigen rekening en risico de horecapoot gaat draaien en daardoor het theater bevrucht en andersom: het theater zou die horecapoot kunnen bevruchten. Dat zou voor beiden een zekere winst opleveren, de gemeente als aandeelhouder haalt daar dan ook rendement uit, in die zin dat de subsidierelatie minder onder druk zou komen te staan. De ontwikkelingen van de afgelopen maanden moeten op dit moment kritisch worden beschouwd en wel om een tweetal redenen. Allereerst past het de raad om in het traject van onderhandelin gen, waarvan we in de afgelopen week een omvangrijk dossier ter inzage hebben gekregen, terughoudend te zijn. Niet elk brielje, elk telefoontje, alles wat daar gebeurt, moet worden gecontroleerd. Het is wel goed om achteraf te kijken of het proces goed is gelopen. Dat is het ene punt. Het andere punt is dat de afgelopen twee maanden bij ons de indruk is ontstaan dat het college onvoldoende vat heeft op het proces, zoals dat is gelopen, en of degenen als uitvoerders van die verzelfstandiging daarbij zijn betrokken, ik noem in het bijzonder de raad van commissarissen en de directeur van het theater, de gemeentelijke belangen als enige aandeelhouder daarin voldoende kunnen dienen. Waarom dan op dit moment? De Parel gaf aan het begin van deze vergadering aan dat het een beetje ontijdig is. Er zijn keuzes gemaakt. De heer Kivits is al benoemd om de zaak weer vlot te trekken. Het is kort dag. In de krant heeft gestaan dat er een nieuw ultimatum is gesteld, dat er sprake van is dat er op 1 september nieuwe resultaten worden verwacht. Laat het een dreigement zijn, dat wij op dit moment niet kunnen beoordelen, maar in een win-win-situatie, laten wij het zo maar noemen, hebben ook wij belang bij een vlotte afwikkeling en een vlot resultaat van het totale traject van de onderhandelingen, watje daarvan ook in zijn algemeenheid mag vinden. De vragen die mijn fractie aan u heeft toegestuurd, moet u in dat licht plaatsen. Allereerst, evaluerend water is gebeurd, waarde dingen fout zijn gegaan, en op welke momenten het college daadwerkelijk heeft gestuurd, heeft ingegrepen, en heeft geprobeerd het proces in een voor de raad en voor het college zelf wenselijke richting te duwen. Een paar rode draden wil ik eruit lichten, zonder op de details in te gaan. Een belangrijk punt is het begin van het traject, het begin ongeveer van het dossier dat voorligt, waarbij mijn fractie de indruk krijgt dat er vanuit de directie van het theater, in dat geval was dat de heer Inniger, weerstand bestond om volledig inzicht te geven in de financiële positie van het theater, met name in de horecapoot. Een vrij grimmige brief van ambtelijke zijde moet de directie aansporen om die inzage te geven. Het lijkt een klein beetje op: kijk niet in onze keuken, wij willen met deze onderhandelingspartner niet in zee. In zijn algemeenheid komt de vraag erop neer, of het college ook die mening is toegedaan. Waarom is dat zo belangrijk? Omdat in de totale correspondentie met regelmaat van de zijde van Het Turfschip de vraag terugkomt naar inzicht in de financiële situatie. Inzicht in de opbouw van de horeca, de sponsorcontracten, de personeelsstructuur, maar ook in de bezoekersaantallen, op welke basis de bezoekers binnenkomen: zijn dat vrijkaartjes, of gewone betalende bezoekers, kortom, zeer veel informatie die voor een horeca-ondernemer, die daar risicodragend wil gaan ondernemen, van belang is. Waar komt mijn publiek vandaan, en wat gaat men

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 418