25 SEPTEMBER 1997
433
in die vergadering zelfs eens met de heer Taks, hetgeen achteraf als een unicum kan worden beschouwd.
Buiten de procedure voor de installatie en beëdiging voerde u in die bewuste vergadering slechts negen
maal het woord. We hebben het nageteld. De totale tekst daarvan past zelfs op één A-4tje. Naar nu blijkt,
is dat ook een unicum. Niet wordt telkens bijgehouden welk raadslid het meest het woord voert, maar
ik durf het aan om deze eer aan u te gunnen. Sedert uw raadslidmaatschap is de duur van de vergaderingen
nogal toegenomen, en de lengte van de notulen uiteraard ook. Ik kan u dan ook melden dat onze afdeling
Dynamisch archief bijna genoodzaakt is om er extra schappen bij te laten maken, ook al om alle ex artikel
48-vragen te kunnen opbergen. Wat nog geen enkele oppositiepartij is gelukt, heeft u namelijk voor
elkaar gekregen. Het aantal is tot een recordhoogte gestegen. In 1994: 133, waarvan 66 door De Parel
ingediend en de andere helft, voor alle duidelijkheid, door alle andere partijen. Datzelfde beeld levert
ook 1995 op, terwijl 1996 de kroon spant met zo'n 93 vragen van uw partij. In ieder geval heel actief.
Het spreekwoord 'kosten noch moeite zijn gespaard' geldt op dit punt zeker voor het ambtelijk apparaat,
al gebiedt de eerlijkheid te melden dat aan het beantwoorden van deze hoeveelheid vragen een jaarlijks
prijskaartje hangt van grosso modo 100.000,-. Zonder afbreuk te willen doen aan het recht tot het
stellen van ex artikel 48-vragen, kan ik heel wat goede bestemmingen voor dat bedrag bedenken, en
u ook, denk ik. Mevrouw Croft, feit is dat enige eigenwijsheid u niet kan worden ontzegd en dat die
karaktereigenschap u ook uitstekend van pas is gekomen bij de prikkelende, maar ook de prikkende
horzelfunctie die u binnen de raad innam. Feit is ook dat wij het bepaald niet altijd met elkaar eens zijn
geweest. Het blijft echter jammer dat iemand die voor vier jaar als raadslid is gekozen, om zekere redenen
moet vertrekken. Dat geef ik u graag mee, en uiteraard wens ik u heel veel succes toe in uw nieuwe,
naar ik heb begrepen, hele mooie baan. Tot slot. In uw ontslagbrief heeft u mij gevraagd een
afscheidswoord te mogen spreken. Voor die gelegenheid krijgt u, wat mij betreft, precies vijf minuten.
Aan u het woord. Het gaat u goed.
Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER
Helaas, voorzitter, is deze periode maar tweeënhalf jaar en geen vier jaar, want er is een herindeling
geweest. Voorzitter, vandaag is dan het moment aangebroken dat ik afscheid van u zal nemen in mijn
hoedanigheid als raadslid. Een afscheid dat reeds in februari 1997 gepland was, maar dat vanwege
procedurele gronden pas vandaag definitief wordt. Velen hier aanwezig zullen blijdschap hebben gevoeld
bij dit bericht, eindelijk zouden zij van dat lastige raadslid verlost zijn. Er is ook veel gespeculeerd over
de diepere redenen van mijn vertrek. Laat mij hierin duidelijk zijn, er is een tijd van komen en een tijd
van gaan en mijn tijd was aangebroken. Allerlei strubbelingen om mij heen, zowel van persoonlijke
als van politieke aard, hebben mijn vertrek lang in de weg gestaan. Maar deze zijn mijnerzijds
overwonnen. Als bewoner heb ik voor het eerst daadwerkelijk kennis gemaakt met de politiek in april
1992. Het Structuurplan Binnenstad diende te worden vastgesteld en de toenmalige gemeenteraad had
het niet nodig gevonden om de Belcrum medezeggenschap te geven in haar eigen toekomst. Elke partij
is destijds bij mij over de vloer geweest, maar van enige positieve wending voor de wijk kon geen sprake
zijn. Een busbaan door de binnenstad, dat was het politieke item. Nu, zes jaar later, weten wij hoe scheef
de politieke balans hing als het gaat over de afweging van belangen. Ik heb destijds, namens de stichting
Actiecomité Belcrum, alles geprobeerd om de politiek tot inzicht te doen komen. Maar mijn pleidooi
was al bij voorbaat kansloos. Hardop heb ik mij toen afgevraagd of ze allemaal ziende blind waren,
horende doof of slapend hun geld zaten te verdienen. Ik weet nu dat het antwoord op alle drie de vragen
bevestigend kan worden beantwoord. Toen heb ik ook kennis kunnen maken met de dictatuur van de
democratie. De Belcrum moest boeten, een enkele partij trachtte zelfs het bestuur van het actiecomité
te dwingen om mij eruit te gooien, en dan pas kon er weer worden gepraat. Voor de hele raad was ik
een persona non grata. Gelukkig bleek ik in Breda niet de enige te zijn. Overal werden andersgestemden
genegeerd, doodgezwegen, gebagatelliseerd en gemeden door de Bredase volksvertegenwoordigers.
En samen met die grote groep mensen zijn wij in verzet gegaan tegen deze schijndemocratie. Het Platform
verontruste Bredanaars en het Landelijkplatform versus artikel 19-procedures zijn grondleggers geweest
voor het ontstaan van de Parel van het Zuiden. En zo kwam ik in 1994 in deze raad terecht. Een vis
in het water, maar vele reigers op de kant. Mijn hele raadsperiode heb ik getracht om mijn collega-