25 SEPTEMBER 1997 434 raadsleden wakker te schudden, een aantal letterlijk. Voorzitter, ik had beter moeten weten. In een mausoleum valt weinig eer te behalen. Zij die de ogen nog net open kunnen houden, worden middels kadaverdiscipline in slaap gesust. Ik heb vele collega's tegen heug en meug in de raad zien zitten, verzuurd en bitter, waarbij ik mij altijd afvroeg waarom zij niet vertrokken. Voorzitter, het is niet de kracht van het argument dat hier zegeviert, maar het gekonkel, het naar boven likken en het vele hardere naar beneden trappen. In de politiek heeft men geen vrienden, ook al zeggen ze dat wel te zijn. Een brutale vis, die vaak de vinger op de zere plek legt, is ongewenst. Hoe vaak heb ik niet te horen gekregen dat men het roerend eens was met wat ik zei, maar dat de manier waarop bepalend was voor steun of boegeroep. Het had erger gekund, Meindert zei er wat van en werd doodgeschopt. Dat mijn gevoel voor democratie in deze periode een flinke knauw heeft gekregen zal dan ook niet verwonderlijkzijn. Vroeger zei ik tegen iedereen dat ze altijd moesten gaan stemmen, omdat er juist voor dat stemrecht zo'n strijd is geleverd. Nu deel ik de mening van mijn grootouders, of je van de hond of van de kat gebeten wordt, het doet allemaal zeer. Bosnische toestanden, met UNPROFOR om democratische verkiezingen te kunnen houden, acht ik dan ook onwaarschijnlijk. De meerderheid heeft zich reeds neergelegd bij deze dictatuur, en komt niet eens meer stemmen. En dan de rol van de krant. Het nieuws ligt op straat, is een veelge hoorde kreet, en dankzij De Stem zal het daar blijven liggen ook. Als er schandalige praktijken aan het licht kwamen, dan schreef de krant daar niet over, dat is toch geen nieuws klaarblijkelijk bedoelend dat iedereen toch wist wat voor een zooitje het stadsbestuur was. De rol van waakhond der democratie was niet voor hen. Liever een persbericht overtikken, dan verslaggever te zijn. Het "van onze verslagge ver" mag wat mij betreft worden veranderd in "van onze typekamer". Tot slot, voorzitter, mijn relatie met u. Ik was de eerste van het Bredase stadsbestuur om u in Middelburgte feliciteren met uw benoeming. Ik ben het vaak openlijk met u oneens geweest, maar toch heeft dat niet verlet dat ik goed met u door één deur kan. Ik hoef u niet via de achterdeurtjes van het AD te bekritiseren. Het kleuterklasincident heb ik dan ook zeer vermakelijk gevonden. Alle reigers stonden te vissen in troebel water. Desondanks zijn ze wel blijven zitten en mocht u voor de klas blijven staan. Tenslotte, voorzitter, zoals ik al zei, ik heb mij als een vis in het water gevoeld en hoop van harte dat de vissen die ik u zal overhandigen dat straks bij u ook zullen doen. Maar elke vis dient tegen de reigers te worden beschermd, en daarom geef ik u als beschermer voor mijn vissen een authentieke reigerkrijger. Dat het hen goed moge gaan. De VOORZITTER Dank u wel. 163. BEËDIGING VAN DE HEER F. VAN DER HULST ALS RAADSLID. De VOORZITTER De secretaris geleidt de heer Van der Hulst binnen, en ik verzoek u allen te gaan staan. Mijnheer Van der Hulst, ik heb begrepen dat u de eed wil afleggen en ik verzoek u mij te antwoorden op de volgende vraag. "Ik zweer dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gunst of gift heb gegeven of beloofd. Ik zweer dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet en dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plicht als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal vervullen". Ik verzoek u uw rechterhand en beide vingers op te steken en te zeggen: "zo waarlijk helpe mij God almachtig". De heer VAN DER HULST Zo waarlijk helpe mij God almachtig.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 434