25 SEPTEMBER 1997
459
De heer KRUITHOF
U geeft net zelf aan dat u dit in de commissievergadering niet heeft gedaan. Ik denk niet dat het goed
is om hier de commissievergadering opnieuw te beginnen, of te herhalen.
De heer BOER
Ik herhaal niets.
De VOORZITTER
Wilt u zich beperken tot het Grote-stedenbeleid.
De heer BOER
Ik herhaal niets en ik begin ook niet opnieuw, want ik heb hierover niet gesproken in de commissie.
De heer KRUITHOF
De commissievergadering is wel de gelegenheid om over deze zaken te beginnen, mijnheer Boer.
De heer BOER
Dat bepalen wij zelf, mijnheer Kruithof. Zodra u onze fractievoorzitter
De heer KRUITHOF
Als dat zo is, dus dat we voortaan niet iets in de commissie doen maar bepalen dat we dat in de raad
doen, dan vraag ik me af waarom ik steeds de commissievergaderingen bijwoon.
Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER
Dat vraag ik me ook altijd af, mijnheer Kruithof, want u zegt nooit iets.
Wethouder GIELEN
Bij interruptie, mijnheer Boer. Ik heb in de commissievergadering, en ook reeds eerder in deze raad,
aangegeven dat wij rondom het Grote-stedenbeleid zijn gebonden aan het convenant zoals dat met het
Rijk is afgesloten. In dat convenant staan de doelstellingen van het Grote-stedenbeleid en helaas, maar
misschien kunt u zich wenden tot uw nationale partij, komt het criterium milieu niet voor in de
voorwaarden van het Grote-stedenbeleid. Dus wij kunnen niet in de zelfanalyse ingaan op een afdeling
Milieu van de gemeente Breda, mijnheer Boer.
De heer BOER
Ik geef dus aan dat ik dit onderdeel mis. U had dat naar voren kunnen halen.
Wethouder GIELEN
Wij hebben in de commissievergadering uitvoerig gesproken over het Grote-stedenbeleid. Naar aanleiding
van de opmerking van de heer Lips, en waarop de heer Kwisthout meende te moeten interrumperen,
het volgende. Het is wel degelijk zo, en ik beschouw dit niet als een verkiezingscampagne, want ook
mevrouw Heerkens gaf dat aan, dat wij ons in deze zelfanalyse mogen uitspreken over de rol van het
Rijk. Tijdens de commissievergadering heb ik gezegd dat ik van de mensen, die een politieke lijn in
Den Haag hebben, verwacht dat zij zich de komende maanden hard zullen maken voor de voortzetting
van het Grote-stedenbeleid ten tijde van de vorming van het nieuwe kabinet. Waarom, en dat is, denk
ik, vanavond genoegzaam aan de orde gekomen, omdat het Grote-stedenbeleid ook voor Breda van groot
belang is. Ik kan me in dit verband, zeker niet tijdens een raadsvergadering, niet uitlaten over het paars
kabinet, maar wel over het Rijk in zijn algemeenheid. Ik denk dat wij in ons zelfanalyserapport vrij
kritisch zijn omgegaan met de rol die het Rijk speelt in het kader van het Grote-stedenbeleid, met name,
mijnheer Schoenmakers, de rol die het Rijk speelt rondom de vorming van een vitaliteitsfonds. Ik ga
ervan uit dat u dat, als gemeenteraadsleden, aan de orde zult stellen als de Visitatiecommissie op