25 SEPTEMBER 1997 476 De heer SCHRODER Het plaatsen van dit voorstel op de agenda is een manier om via een achterdeurtje een discussie te laten ontstaan over de wijze van omgaan met de voormalig directeur van het Chassé Theater. In die zin wil ik dit agendapunt aangrijpen. In de fractie hebben we hierover uitgebreid gesproken. Mijn allereerste reactie op de wijze waarop de voormalig theaterdirecteur is vertrokken en vervolgens in dienst van de gemeente is gekomen, is ook in de pers gepubliceerd en is toen door mij wrang genoemd. Mijn fractie vond dat te zacht uitgedrukt. Men is uitermate kwaad over de wijze van vertrek van iemand op deze positie. Daarvoor is een aantal redenen. Al enkele jaren constateerde mijn fractie, en heeft bij herhaling bij uw college daarop gehamerd, dat deze man niet functioneerde op de plaats waar hij zat. Voorts was het zo dat de voormalig theaterdirecteur met regelmaat de raad en uw college heeft geschoffeerd, en hij was totaal niet bereid om voor het belang van de gemeente te gaan en zich daarvoor in te spannen. Als het college keer op keer deze man de hand boven het hoofd houdt, hem zelfs naar een functie leidt, en na anderhalf of twee jaar daarvan spijt heeft, dan moet ik toch zeggen dat er beoordelingsfouten door het college zijn gemaakt, die het college kunnen worden aangerekend. Dus in die zin neemt mijn fractie dit uw college kwalijk. Wij realiseren ons dat het op dit moment juridisch niet mogelijk is om in die situatie nog in te grijpen, maar wij zouden het zeer op prijs stellen dat er in de toekomst anders wordt omgegaan met het afvloeien van mensen die in deze positie zijn. In die zin komt het voorstel, dat De Parel hier presenteert, ons sympathiek voor. Dat geldt met name voor punt 2 van het voorstel, waarin staat dat mensen, die in gemeentelijke dienst komen, in principe een passende functie krijgen, en dat zij niet, als zij niet meer binnen de dienst passen, voor een heel behoorlijk salaris thuis op hun krent kunnen gaan zitten. Dat laatste spreekt ons niet aan, en dat is ook volstrekt niet te verkopen aan de mensen op straat. Toch zullen wij het voorstel van De Parel niet steunen. Ik heb zojuist gezegd dat punt 2 van het besluit ons wel aanspreekt, maar dat geldt niet voor de punten 1 en 3. Ten aanzien van een op te stellen beleidsnota het volgende. Wij denken nietdat hierop als zodanig een beleid moet worden gevoerd, laat staan dat hierover een nota zou moeten verschijnen. Als je van iemand af wilt, dan kun je met een gezond verstand aanvoelen dat dit niet op deze wijze moet gebeuren en dat hoeft ook niet in een bepaald beleid te worden gevat. Wat punt 3 van het voorstel betreft, denken wij dat dit technisch onmogelijk is. Daarom zullen wij ook dat niet steunen. Het hele voorstel verdient niet onze afkeuring, maar, ondanks dat, krijgt het niet onze steun. De heer KWISTHOUT De SP onderschrijft de strekking van dit voorstel, maar ik heb wel een aantal vragen. Ik denk dat punt 2 te algemeen is gesteld, en dat mevrouw Crofit alleen maar ambtenaren op topfuncties bedoelt. Maar ik kan mij voorstellen dat iemand, diejarenlang bij de technischedienstheeft gewerkt, door omstan digheden daarvoor niet meer geschikt is, en dat voor hem een passende functie wordt gezocht bij bijvoorbeeld de afdeling reproductie. Ik denk dat punt 2 van dit voorstel dit onmogelijk maakt, en ik denk niet dat dit de bedoeling is. Ten aanzien van punt 3 heb ik, zoals ook de heer Schroder, enige vraag tekens bij de juridische haalbaarheid. Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER Ik ben blij met de vragen van de heer Kwisthout, want het is natuurlijk heel moeilijk om een voorstel in elkaar te zetten, waarmee je alles in één keer goed organiseert. Mijnheer Schroder heeft precies de strekking van mijn voorstel begrepen. Toen ik in het fractievoorzittersoverleg aan de orde heb gesteld, dat ik vond dat de kwestie Ten Zijthoff in het openbaar moest worden besproken, heeft de voorzitter mij gezegd: dat moetje dan maar met wethouder Van Os opnemen. Dit is in de commissie gebeurd. De commissievergadering vond vervolgens plaats in twee delen, het openbare gedeelte, waarnaar iedereen mocht luisteren, en waarin inhoudelijk weinig werd gezegd over wat de afvloeiingsregeling inhield, en het besloten gedeelte, waarbij alle riante bedragen de revue passeerden en duidelijk werd gemaakt wat voor goeds mijnheer Ten Zijthoff voor de rest van zijn leven van de gemeente kan verwachten. Toen wij dit in het fractievoorzittersoverleg aan de orde kregen, vond ik niet dat dit de gang van zaken was die wij voorstaan. In principe vinden wij dat er in het openbaar niet over personen moet worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 476