28 en 30 OKTOBER 1997
564
De VOORZITTER
Dan heeft u geluk.
Wethouder VAN OS
Ik denk allereerst in te gaan op de vraag rond de kassenvrijstelling. Ik bied u mijn excuses aan,
want die ben ik inderdaad vergeten in mijn eerste termijn. Het is duidelijk dat de Bredase
verordening uitgaat van de vrijstellingen, zoals die in de Gemeentewet zijn opgenomen, en dat
wij ons daaraan, met een kleine uitzondering van onbebouwde eigendommen, ook houden. De
kassenvrijstelling, zoals die in de wet is opgenomen, laat ook alleen de vrijstelling toe, zoals die
is opgenomen in de verordening. Ik wil u met nadruk wijzen op het feit dat dit onderscheid door
de wetgever op dat moment zeer bewust is aangebracht. U moet dan met name kijken naar het
Memorie van Antwoord bij de kamerstukken. Het lijkt mij goed om u dit eventueel schriftelijk
toe te sturen. Het betreft de kamerstukken 29538, bladzijde 15. In dat verband is het, denk ik,
wel van belang hoe de wetgever wordt getoetst in de jurisprudentieop dat terrein. En in dat verband
spelen er twee zaken. Er speelt vanaf eind 1995 een zaak bij het Hof van Amsterdam, waarover
op dit moment een cassatieprocedure loopt. Daarnaast is er ook een uitspraak van het Hof in 's-
Hertogenbosch van 1996, waarin wederom is bevestigd hoe wij op dit moment de verordening
toepassen. Dus in dat verband is het college nog steeds van mening, gelet op datgene wat er in
de wet staat, dat wij zo min mogelijk uitzonderingen willen toestaan, om met name
De heer COPPENS
Het volgende is aan de hand. De lokale overheid heeft behoefte aan een duidelijke regelgeving,
zeker daar waar het de belastingheffing betreft. Breda dient inderdaad voor wat betreft de
vrijstellingsregeling datgene te volgen wat hierover in de Gemeentewet staat. Dat is geen enkel
probleem. De belastingplichtige, in dit geval de eigenaar van kassen, voelt met name aan den lijve
dat hij geen duidelijkheid heeft voor wat betreft de regelgeving. En waar het nu om gaat, is het
gegeven dat daar, waar in kassen gedeeltelijk op substraat en gedeeltelijk in de volle grond wordt
geteeld, het voor die belastingplichtige niet duidelijk is hoe er moet worden belast. Er zijn heel
veel gemeenten in Nederland die een algemene kassenvrijstelling in hun verordening hebben
opgenomen. Op zich is daarmee niets mis. Dat geeft alleen maar duidelijkheid voor de belasting
plichtige en dat is hetgeen, waarnaar de lokale overheid, naar mijn mening, moet streven.
Wethouder VAN OS
Dat is ook duidelijk, maar het college van Breda is van mening dat wij in dit geval gewoon te maken
hebben met een bedrijfstak. Ik wijs u op de grensvervaging die zou kunnen ontstaan, want waar
gaat het dan over en wanneer ontstaan er verschillen? Ik denk dan bijvoorbeeld aan champignonteelt,
aan bouwwerken waarin ook wordt geteeld
De heer COPPENS
Dat is niet aan de orde. Het gaat over het al dan niet gebruiken van cultuurgrond.
Wethouder VAN OS
Het is duidelijk dat het college van Breda van mening is, als het gaat om het gelijkheidsbeginsel
en om duidelijkheid, dat wij ons moeten houden aan de Gemeentewet. De reden is dat wij in Breda
helderheid hadden, omdat wij de problematiek niet kenden. Het is duidelijk dat bij de toepassing
van de wet WOZ in een deel van de randgemeenten die opdracht bij taxaties door die gemeenten
niet helder is gesteld. Een bepaald deel van de inventarisatie is niet compleet. In dat verband is
er ook, om aan de eigenaars van de kassen duidelijk te maken dat wij geen jojo-beleid voeren,
op dit moment sprake van een materiële vrijstelling. Wij zullen onze verordening wel of niet
herijken naar aanleiding van datgene wat er aan de orde is op het moment dat er een uitspraak
is van het Hof van Cassatie. En dat is volstrekt duidelijk, ook in de richting van degenen die
daarmee hebben te maken.