6 FEBRUARI 1997
59
was inderdaad toegezegd in de commissie. Dat is terecht een omissie. Ik kom hierop nog terug
in de commissie zelf, wanneer ik u de concrete cijfers, zoals ik ze met het R.B.A. overigens nog
moet afspreken, kan laten zien. De C-categorie krijgt dus in onze optie, zeker voor wat betreft
het aantal trajecten dat wij met eigen geld inkopen, een duidelijke voorkeurDat heeft ook te maken
met het enigszins opdrogen van de B-categorie. Die zijn zowat allemaal al op het traject gezet.
Dat is een logische conclusie. Ik hoop dus, en dat in de richting van de heer Ü^erler, dat wij voort
aan in het vervolgtraject eerder tot afspraken met het R.B.A. kunnen komen. Maar er zijn er twee
nodig om een tango te dansen. Deze dans kunnen wij pas op dit moment afronden, dus wat dat
betreft kon het niet eerder. Maar ik onderschrijf uw bedoeling, wanneer u zegt dat er eerder
afspraken moeten worden gemaakt met het R.B.A. Ik zal hierop ook aandringen bij het R.B.A.-
bestuur. Ik betwijfel echter of het dan ook goedkoper wordt. Ik denk dat de kosten ongeveer gelijk
blijven. Met uw opmerking met betrekking tot een aantal aspecten inzake het facetbeleid in relatie
tot het uitstroombeleid, zegt u in feite dat wij, zeker voor wat betreft armoede, ook E.Z.- en
huisvestingsinspanningen moeten opnemen. Ik heb u reeds in de commissie toegezegd dat wij dat
inzichtelijk zullen maken. In de commissie EGC is er al gediscussieerd over het aanhalen van de
banden met het arbeidsmarktbeleid. Van de zijde van de portefeuillehouder zijn u op dat gebied
ook al toezeggingen gedaan. Uw volgende constatering is dat u de missie en de visie op het
gesubsidieerd werk in dit plan mist. Ik heb u in de commissie al toegezegd dat wij voornemens
waren om dat in een apart plan voor arbeid aan u te doen toekomen, temeer ook omdat tegelijker
tijd, zoals u weet, de onderbrenging van Werkraat en WerkbrugbijdeB.S.W. speelt. Pas wanneer
dat verhaal in een wat rustiger vaarwater is gekomen, kunnen wij concretiseren wat onze
beleidsvoornemens zijn en hoe op dit moment de plannen met Melkert I, II en III, waaraan wij
zijn begonnen, vorm hebben gekregen. Dat zal een keer moeten worden geëvalueerd. Uw
opmerking dat er niet voldoende plannen zijn in categorie C. kan ik tweeledig uitleggen. Óf u
zegt dat er meer geld bij moet om meer in te kopen in categorie C. Dat is dan een discussie die
wij bij de begrotingsbehandeling met elkaar moeten aangaan. Het is ongeveer in de orde van grootte
van 12.000,— per traject. Ik verwacht dan wat dat betreft ook van u een inspanning. Óf u
veronderstelt dat er wijzigingen moeten worden aangebracht in categorie B., hetgeen ik u in feite
zou ontraden, omdat het R.B.A. het C.B.A. dus landelijke richtlijnen geeft met betrekking tot
de verdeling van de gratis trajecten. Daarom moet de verdeling ongeveer fifty-fifty zijn, zoals
wij in de commissie hebben aangetoond. Met betrekking tot de rendementsafspraken met de
scholingsinstituten, waarbij u aangeeft dat u min of meer onvrede voelt met bepaalde onder
wijsinstituten, heb ik u in de commissie gezegd dat ik dit zou doorgeven in de richting van de sector
onderwijs om te bekijken wat daar mogelijk is. Ik ging er vanuit dat de Taalschool, het Omnium
College en dergelijke op CITO-2 of CITO-3 voldoende rendementen leverden. Als u zegt en ook
kunt aantonen dat dit niet het geval is, is dat een vorm van kritiek op het onderwijs daar, en dan
denk ik dat hierover in de betrokken commissie nog eens met u van gedachten zal worden gewisseld.
Dat is een zaak van de sector onderwijs. Ik onderschrijf de opmerking van de heer Rops dat niet
alleen de categorie C. aandacht moet krijgen, maar ook de jongeren. Let wel, wij kunnen niet
elke groep tot prioriteitsgroep benoemen. Dat is het probleem. Ik gaf u al aan dat in categorie
C. twee groepen prioriteit hebben. Als wij daaraan ook nog de jongeren moeten toevoegen, dan
wordt de prioriteit van de verschillende prioriteitsgroepen in feite steeds zwakker. Maar als ik
kijk naar wat wij aan het doen zijn met betrekking tot het J.W.G., dan denk ik dat wij daaraan
toch voldoende aandacht besteden om te voorkomen dat er een fase in het leven gaat ontstaan,
waarin arbeidsontwenningplaatsvindt, hetgeen in feite kan betekenen dat later deze arbeidsontwen-
ning definitief wordt. Dat is niet de bedoeling. Via de J.W.G.-inspanningen proberen wij hieraan
de nodige aandacht te besteden. Ook de WW biedt daarvoor mogelijkheden, maar ik constateer
in feite dat wij via Werkraat weinig mensen in de J.W.G. in de leegloop hebben lopen. Dus wij
zijn eigenlijk redelijk tevreden over wat wij daar aan het doen zijn. De precieze cijfers, waarnaar
u vraagt, heb ik op dit moment niet voorhanden. Ik denk dat wij daarop in commissieverband even
moeten terugkomen. Mevrouw Heerkens bepleitconcretisering vanhet beleidsplan. Ikheb hierover
zojuist in de richting van de heer Ü^erler al het een en ander toegezegd. Ook ben ik al ingegaan
op de positie van allochtonen. Op haar vraag met betrekking tot een gesprek met de zorgverzekeraar
kan ik het volgende zeggen. In de Armoedenota hebben wij opgenomen dat wij zullen kijken of