6 NOVEMBER 1997
613
De VOORZITTER
Ik heb deze kwestie in de commissie ook al uitgelegd en het lijkt mij dat het toen voldoende was
beantwoord. Het ging niet anders dan zo en dat spijt u. Het speet ons ook, maar zo is het nu een
maal. Ik wilde het eerlijk gezegd daarbij maar laten. U hebt uw mening daarover ook gegeven.
TWEEDE TERMIJN
De heer LEUNISSE
Wij zijn zeer verheugd dat mevrouw Croft weer terugkomt in deze commissie. Ik zal er zeer
dankbaar om zijn dat zij weer terugkeert.
De VOORZITTER
Ik hoor nog niet dat die mening volledig wordt gedeeld.
De heer SCHRODER
Mijn fractie is blij dat het college zorgvuldig de gelegenheid heeft genomen om te bekijken of
aan dit soort benoemingen voorwaarden kunnen worden gesteld. Helaas kan dat niet, maar bedankt
voor de tijd die u ervoor heeft genomen.
De VOORZITTER
U ziet wat het draagvlak is van de zijde van GroenLinks.
Akkoord.
223. VERDELING SUBSIDIE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 1997 MEERJA
RENAFSPRAKEN.
Akkoord.
224. V OORSTEL TOT V ASTSTELLING VAN DE UITKERIN GS - EN PENSIOEN VERORDE
NING WETHOUDERS 1997.
De heer SCHRODER
Ten principale zijn wij voor een regeling zoals die hier wordt voorgesteld, inhoudende dat iemand
die, en zo hoort het ook in een samenleving zoals de onze, buiten zijn schuld werkloos wordt,
recht heeft op een uitkering. Een tweede principieel punt waarom we ook voor zouden moeten
zijnbetreftde inhoudelijkeaanpassingdieheeftplaatsgehad,ooknaar aanleidingvan een veranderd
denken, waar het gaat om pensioenuitkeringen en de uitbreiding naar het partnerpensioen. Ook
die past in de huidige tijd. Toch geeft het voorstel ons aanleiding om het eens kritisch te bekijken.
Het is een onderwerp dat in het verleden door mijn fractie al vaker aan de orde is gesteld. Als
we toch aan het aanpassen zijn aan de huidige tijd, dan moeten we ook de totale regeling bekijken.
En die totale regeling hoort dan ook te passen in het huidige tijdsgewricht. Laten we vooropstellen
dat tegenover de gedachte, dat in onze samenleving iemand die werkloos raakt recht heeft op een
uitkering, steeds meer de gedachte post begint te vatten dat tegenover dat recht ook verplichtingen
behoren te staan. Ik mag, en dan richt ik me ook tot de Partij van de Arbeid, in herinnering roepen
een uitspraak van premier Kok van enkele weken geleden, waarin hij nadrukkelijk aangaf dat de
tijd waarin iemand de rest van zijn leven verzekerd is van werk en inkomsten, voorbij is. Men
zal zelf activiteiten moeten ontplooien, zelf ook initiatieven voor die verzekerde toekomst moeten
ontplooien. Dat is nu het gemis dat wij aantreffen in deze regeling, of wat wij dus niet aantreffen,
dat er naast of tegenover de uitkering geen verplichting staat om te werken, en een onvoldoende
verplichting om de noodzakelijke informatie te geven. Wij zien niet waarom deze zaken bij
ambtsdragers in deze salarisschalen niet in redelijkheid kunnen worden verlangd. Zeker omdat
zij passen binnen de huidige tijd. Wij zouden graag van het college antwoord hebben op de vraag
waarom dat niet is overwogen. Waarom vindt u dat aan personen die in deze categorie van banen