18 DECEMBER 1997 een gemiste kans. Het voorstel beoogt alleen maar om de stroom auto's naar de binnenstad te vergroten, zonder te kijken of er andere alternatieven zijn voor een goed bereikbare binnenstad. Wethouder OOMEN In zijn algemeenheid wil ik het volgende opmerken. Door sommigen van u wordt gesproken over de kwaliteit van de binnenstad, die zou achteruitgaan met betrekking tot het voorstel dat hier voor u ligt. Als wij echter kijken naar het weren van het verkeer uit die binnenstad, als wij nagaan dat een aantal parkeerplaatsen daar is opgeheven, als wij kijken naar de plannen van het college om parkeergarages te realiseren gelegen aan de periferie, dan is het college van mening dat de kwaliteit van de binnenstad in Breda redelijk goed is. Het college wil niet overdrijven en daarom houd ik het bij de term redelijk goed. Dat is een algemene opmerking over de kwaliteit van de binnenstad. De heer Gemmeke heeft, dacht ik, als zodanig geen vragen gesteld, maar zijn waardering uitgesproken voor hetgeen door het college in dit voorstel naar voren wordt gebracht. De VVD heeft gesproken over de toekomst met betrekking tot het Parkeerplan. Er wordt op dit moment met voortvarendheid gewerkt aan het Parkeerplan. Ik heb de indruk dat het college u dit in het voorjaar kan voorleggen. Dat betreft dan het totale plan, inclusief de ontwikkeling van de tarieven voor de komende jaren, want daarom heeft u gevraagd. Ik denk dat dit ook nodig is, want als wij een beleid op lange termijn moeten ontwikkelen en inschatten, dan zijn de tarieven daarvan ook een onderdeel. Daar, waar sommigen van u spreken over die kwaliteit van de binnenstad en dan te eenduidig gericht op die parkeertarieven, meen ik dat ik dit namens het college toch moet bestrijden. Er wordt een belangrijk deel geleverd aan het realiseren van een tijdelijke fietsenstalling aan de Haven. Tijdelijk, zoals u zult begrijpen, in verband met het niet opleggen van een blokkade voor eventuele ontwikkelingen. Ik zeg het voorzichtig. Vandaar die tijdelijke fietsenstalling, waar toch ook een belangrijk deel van de inkomsten die het college probeert te genereren, naar toe gaat. Als u kijkt naar het gehandicaptenbeleid en als u kijkt naar het invoeren van een dalurentarief en het betalen achteraf, dan denk ik toch dat het niet allemaal uitsluitend betrekking heeft op het verlagen van de tarieven. Dat zit er inderdaad ook in, maar het is toch veel breder dan door sommigen hier wordt opgemerkt. Over het park and pendel-systeem, waarover de heer Schreiner sprak, heb ik in de commissie gezegd dat het voor het college geen must is om nu exact die twee momenten aan te duiden. Wij waren van mening dat dit een paar geschikte momenten zouden kunnen zijn. Maar als men in meerderheid vindt, of als men dit van het college laat afhangen om misschien een nog geschikter moment te vinden, dan denk ik niet dat daartegen bezwaren bestaan. Het gaat er gewoon om dat het college heeft gezegd dat het systeem, waarom door uw raad is gevraagd, een kans moet krijgen en dat wij daarmee een aanvang willen maken. Wij moeten dan maar kijken hoe dat in de praktijk uitpakt. U zult begrijpen dat mijn collega, mevrouw Van Beusekom, ook nog met de BBA moet gaan spreken, en misschien moeten wij dat samen doen, hoe wij dat financieel moeten oplossen. Daar waar wordt gesproken over een integraal beleid heb ik u al gezegd dat er op dit moment door de portefeuillehouders Stadsbeheer en Ruimtelijke Ordening opdrachten aan de diensten zijn gegeven om te komen tot dat integrale beleid en om de behoefte aan het aantal fietsenstallingen in beeld te brengen, dat ook in relatie tot het openbaar vervoer. U zult begrijpen dat wij daarvoor tijd nodig hebben. Het college denkt in de maand april 1998 de eerste voorstellen aan uw commissie of uw raad te kunnen doen toekomen. Er wordt ook gesproken over de taakstelling van 1 miljoen. U zult begrijpen dat daarover afspraken zijn gemaakt. Het college treedt daar op dit moment niet in. Te zijner tijd is het aan de meerderheid van uw raad hoe u daarmee denkt om te gaan. Door de heer Baijings is nog gesproken over de parkeerbalans. Als wij kijken naar de bezettingsgraden van de parkeergarages en als wij die koppelen aan het dalurentarief, waarbij het college hoopt dat daardoor ook een spreiding zal ontstaan van het aanbod, met andere woorden het afvlakken van de pieken, dan is het college van mening dat die parkeerbalans in evenwicht is en dat wij ook die parkeerbalans naar de toekomst toe kunnen volhouden. Nogmaals, het is een veronderstelling, het is een prognose, je kunt daarop nooit voor 100 garantie geven, maar dat is de mening die binnen het college leeft. De SP heeft opmerkingen gemaakt over het bouwen voor leegstand, als ik de heer Kwisthout tenminste goed heb begrepen. Als ik kijk naar dit voorstel, waarin ook wordt gesteld dat de capaciteit van de garage naar beneden wordt gebracht in relatie tot de andere voorstellen, dan denk ik dat dit niet aan de orde is. Ik denk 681

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1997 | | pagina 681