18 DECEMBER 1997 709
Wethouder VOSSENAAR-BLOKDUK
Vanuit de verschillende fracties is weinig gezegd over de algemeenheid van dit voorstel. Iedereen
heeft zich toch wat toegespitst op het probleemgeval, als ik het zo mag zeggen, dat er ligt. Maar
we moeten dat natuurlijk wel zien in de relatie met de algemene uitgangspunten, die wij vooral
in het oog dienen te houden. Wat ons allemaal voor ogen staat, denk ik, is een goede huisvesting
voor al onze scholen. Daarover mag overigens geen enkel misverstand bestaan. Relevant bij de
vaststelling van het huisvestingsoverzicht in zijn totaliteit is natuurlijk de vraag of de vorig jaar
door deze raad vastgestelde verordening correct enjuist wordt toegepast. Dat is nodig, en mevrouw
Lamers geeft dat ook al aan, omdat wij dienen uit te gaan van het gelijkheidsprincipe en wij moeten
voorkomen dat er een onterechte precedentwerking ontstaat. De verordening, en dat is eigenlijk
al een beetje een antwoord in de richting van de heer Crul, waaraan wij ons hebben te houden,
gaat uit van de noodzakelijkheid van gevraagde huisvestingsvoorzieningen. Die moet worden
aangetoond. Dat is het toetsingscriterium. Daarover dienen wij ook overleg te voeren met de
Schoolraad, als vertegenwoordigend orgaan van alle schoolbesturen. Zoals u heeft kunnen lezen,
is de Schoolraad ook inderdaad akkoord met deze invalshoek en met de wijze waarop wij die
verordening in zijn totaliteit hebben toegepast. De systematiek van de verordening staat niet toe
dat wij budgetten aanpassen op basis van, zeg maar tussen aanhalingstekens, reële kosten, voordat
wij de totaliteit van het overzicht hebben vastgesteld. Aanvankelijk gaan wij uit van ramingen.
Dat doet overigens iedereen in dit land op dit terrein. Achtereenvolgens wordt er een bedrag
vastgesteld, dan volgt de inhoudelijke toetsing. Die kan bij wijze van spreken als u vanavond dit
onderwerp goedkeurt, morgen beginnen. Tenslotte komt de definitieve budgetvaststelling. De
rijkspraktijk uit het verleden heeft geleerd dat er in het algemeen geen grote afwijkingen te
verwachten zijn bij de toepassing van deze methodiek. Wij hebben hier dus in het geval van de
Montessorischool toch een heel bijzonder gevalEr is al duidelijk aangegeven waar de verschilpun
ten nog liggen. In overleg met elkaar hebben wij ze nadrukkelijk getraceerd. Ze liggen in de
opvatting over de aanpassing, casu quo de verbouwing of de onderhoudsmaatregelen in het gebouw
aan het Van Almondepad. Dit college is vooralsnog van mening dat een goede huisvesting voor
de Montessorischool kan worden verkregen door het gebouw in de Jan Nieuwenhuyzenstraat aan
te passen, het gebouw aan het Van Almondepad op te knappen en daartussen een eenvoudige
verbinding tot stand te brengen. Het bestuur van het Montessori-onderwijs is het daarmee niet
eens en heeft haar eigen visie, maar dat is ook het goed recht van dat bestuur. Daar ligt een plan,
dat van aanpassing van beide gebouwen en van een wat royalere en functionelere verbinding uitgaat.
Wij zijn nu in het stadium dat wij die plannen inhoudelijk moeten toetsen en dat wij moeten kijken
of inderdaad de voorzieningen, zoals die worden gevraagd door de Montessorischoolnoodzakel ij k
zijn voor de invulling van hun onderwijs. U heeft al gelezen dat wij daarop een toetsing willen
laten aanbrengen en, gezien de gevoeligheid van deze materie en gezien onze meningsverschillen,
ligt het voor de hand dat wij daarvoor een extern bureau zullen uitnodigen. Anders draaien we
uiteindelijk toch in een kringetje rond. We moeten een bureau hebben dat ons beider standpunten
objectief naast elkaar kan leggen. Ik kan u nog geen mededelingen doen over wie dat zal zijn,
want u zal vanavond eerst moeten besluiten. Uiteraard zal ik de commissie nadrukkelijk op de
hoogte houden van de gang van zaken. Wij hebben met het bestuur van de Montessorischool
afgesproken dat wij in de week van 12 januari met elkaar om de tafel gaan zitten en wij zullen
u misschien al, als dat op de 12e zelf zou zijn, op de 13e hiervan in de commissie op de hoogte
kunnen stellen. Anders zal ik u dat steeds zo snel mogelijk melden. Ik denk dat het terecht is dat
wij in de loop van het komend jaar eens kijken naar twee dingen. Ten eerste naar de verordening
in zijn totaliteit. De heer Schoenmakers gaf al aan waar de knelpunten zitten, want er zitten in
zijn algemeenheid best wel knelpunten in die verordening, en nogmaals, niet alleen in Breda. Ten
tweede moeten wij dit proces natuurlijk heel nadrukkelijk evalueren. Want het zou anders moeten
kunnen, dat ben ik eens met de heer Haarhuis. Dat betekent dat wij kritisch naar onszelf zullen
kijken en ook daarover zal ik met de commissie overleggen.
TWEEDE TERMIJN