26 MAART 1998 124 ze altijd boven de fiatteringsgrens van de huursubsidie zullen vallen. Nu, met de nieuwe regeling, kunnen wij zeggen dat wij in deze gevallen te maken hebben met een onaanvaardbare wachttijd, en accepteren wij dus een hogere subsidiegrens voor deze woning. Dit is maar een voorbeeld. Het is altijd gevaarlijk om in voorbeelden te spreken, maar ik denk dat het toch wel de manier illustreert waarop wij hiermee willen omgaan. Ik kom even terug op het begrip 'kadernota' op de route die voor ons ligt. Het spreekt vanzelf dat wij op een aantal momenten met elkaar zullen moeten kijken naar waar wij op de route zijn, welke onbekende zijwegen wij aantreffen, en hoe we de wegen inslaan. Natuurlijkzoeken we allemaal naar de kortste route, maar het zal ook nodig en nuttig zijn om op eenzelfde manier zoals we dat in het vooroverleg in de commissies hebben gedaan, op een heel constructieve wijze met elkaar te kijken naar welke keuzes we maken, en daarvan zullen we er in de toekomst nog zeer veel tegenkomen. De nota is dus eigenlijk ook een bewegend ietsDe nota gaat niet in de la. We zeggen niet dat we het nu allemaal wel hebben gehad, neen, iedere keer zullen wij ons moeten afvragen of een bijstelling is vereist. Daarmee kom ik bij de vraag die mevrouw Lamers stelt. Zij zegt: wij wachten met interesse op de quickscan, die in feite het begrip kernvoorraad ook als statisch begrip zal definiëren en nuanceren. Daarin komen wij te weten hoeveel woningen we in welke prijscategorie hebben. Als er aanleiding toe is om onze startdefinitie, waarmee we nu werken, bij te stellen zullen we dat uiteraard doen. Deze nota geeft daartoe ook alle ruimte. Mevrouw Lamers, u spreekt ook over de afhankelijkheid van de huursubsidie. Uiteraard is die er, die is er nu ook. Ik zou ook willen wijzen op het feit dat velen in dit land afhankelijk zijn van de aftrekbaarheid van de hypotheekrente. Dat is ongeveer een ver gelijkbare zaak. Ik kan mij niet voorstellen dat de landelijke partijen een dusdanig beleid voeren, dat zij deze toch belangrijke zaken voor de inkomens zo maar terzijde schuiven. Wij hebben hier te maken met verworven rechten, die al jaren en jaren een belangrijke plaats innemen in het totale sociale bestel en het lijkt mij toch wat onwezenlijk als daarin op korte termijn of onverwacht een grote omslag zou komen. Daarvoor ben ik niet zo bang, want ik heb wat dat betreft toch zeer veel vertrouwen in de landelijke politiek. Mevrouw Lamers spreekt ook over het opplussen. Zij maakt daarover de opmerking dat ze het belangrijk vindt dat ook particuliere woningbezitters, daartoe de gelegenheid krijgen. Ook dat is opgenomen in de nota. En u zult zeer binnenkort voor advies een voorstel ontvangen waarin daarop nader wordt ingegaan, want we zijn het met u eens dat ook particuliere eigenaren tot de huursubsidiegrens, die we koppelen aan de koopsector, er recht op hebben om op dezelfde manier in hun woning te kunnen blijven wonen zoals dat voor huurders het geval is. Ook zegt u: zorg dat in de nieuwbouw, met name in de grote nieuwe wijken waar we in feite nog een grote invloed hebben, voldoende woningen voor ouderen worden gepland. Ik zou bijna zeggen: dat is uiteraard van belang. Wat we nu regelen, hoeven we straks niet op te plussen. En verstandig beleid loopt daarop vooruit. De heer Haarhuis geeft, denk ik, in een heel helder betoog aan dat deze nota een aantal extra's biedt, dat daaraan een meerwaarde zit, die ik u ook in het verleden al heb pogen duidelijk te maken. Het is die extra ruimte die in feite een grote stap voorwaarts is in het beleid, een stap die wij nu kunnen maken. Dat bij die stap nog een aantal blanco elementen zit, dat weten wij met elkaar, dat hoeven wij niet te blijven herhalen. Maar er ligt wel een heel hard plan om al die lege vakjes in te vullen en dat plan zal ook worden nagekomen. Ook daarover heb ik in de commissie nadrukkelijk gesproken. U hebt het even, zeer terecht, gehad over de eenderde-taakstelling. Iedere keer opnieuw is over dat punt in deze raad weer discussie. We kunnen geen drie huizen bouwen, of we krijgen de discussie over de eenderdetaakstelling. Uw reactie bij een eerder agendapunt was mij uit het hart gegrepen. We moeten ook realistisch zijn. Het programakkoord, waarachter althans het grootste gedeelte van deze raad zich heeft geschaard, geeft heel nadrukkelijk aan dat op die grote Vinex-locaties, waar wij die invloed hebben, dit een voorwaarde is. Daaraan houden wij ons ook. Overal waar wij zelf grondeigenaar zijn, kunnen wij mogelijkheden scheppen om uit te gaan van een eenderde-ver houding. Daar waar wij geen grondeigenaar zijn, kunnen wij dat hoogstens verzoeken. Maar als een eigenaar zegt: het is allemaal mooi en wel, college, gemeente, u vertelt het maar, maar ik bouw wat ik wil, dan zeggen wij dat wij het bestemmingsplan niet aanpassen, en dan gebeurt er vervolgens niets. Ook dat is een mogelijkheid. Wij hebben geen mogelijkheden om eigenaren te dwingen datgene te bouwen wat wij nodig vinden. Ik wijs u daarbij op pagina 23 van de nota waar, als ik het wel heb, deze zaken nog eens een keer duidelijk aan de orde komen. Er zullen nog veel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 124