29 JANUARI 1998 12 uitte lichten, waarvan ik vind dat ze wel degelijk zinvol zijn. Maar het is niet alleen geld uitdelen. Ook andere zaken, zeker in het kader van de schuldhulpverlening, moeten met de mensen worden doorgesproken. Ik noem daarbij het budgetbeheer, de budgetanalyse en dat soort hulpmiddelen. Maar ook de kredietbewaking is heel belangrijk, en dat geldt overigens ook voor het geven van voorlichting. We hebben jarenlang gediscussieerd over de onderuitputting en gezegd dat daaraan wat moet worden gedaan. Nu het een beetje lijkt te lukken, kun je niet meteen die voorlichting afschaffen, dat zou een beetje vreemd zijn. Vandaar dat ik persisteer in de bewering die ik ook in de commissie heb gedaan. Ik heb toen gezegd dat dit beleid wel degelijk goed is, het slaat aan en heeft zijn effecten, en draai het nu niet de nek om. In de richting van de SP het volgende. Op de opmerking met betrekking tot het bedrag van 119.000,-- heb ik zo-even al in de richting van de heer Schroder gereageerd. U vraagt of het bedrag van 70.000,-- genoeg is. Op de eerste plaats denk ik dat je dit bedrag niet mag relateren aan het bedrag van 175.000,-- dat we voor het voorlichtingsprojecthebben. De voorlichting heeft niet alleen betrekking op debijzonderebijstand, maar heeft ook op andere regelingen betrekking. Met name de onderuitputting in het kader van de individuele huursubsidie is aan de orde. We constateren, u kunt dat lezen in het armoedeprofiel, dat zo'n 30 van de Bredase bevolking, die daarop recht zou hebben, daarvan geen gebruikmaakt. Ook bij andere zaken, zoals bij het participatiebeleid, wordt het project voorlichting aan ouderen ingezet. Wat verwachten wij in het kader van de aanspraken die daaruit voortvloeien voor bijzondere bijstand? Allereerst is de doelgroep opmerkelijk. In het eerste jaar worden alleen de 85-plussers bereikt. Ik denk dat het een terechte veronderstelling is van de afdeling Sociale Zaken, dat zich van daar uit niet veel zaken voor bijzondere bijstand zullen aanmelden. Het jaar daarop is de groep van 75-plussers aan de beurt en het jaar daarop de groep van 65-plussers. Ik denk dat bij de 65- en 75-plussers de aanspraken op de bijzondere bijstand, voortvloeiend uit dit project, hoger zullen zijn. Wij zullen dat bedrag in die jaren, en we spreken dan over 1999 en 2000, hoger moeten ramen. U krijgt daarover voor die jaren ook voorstellen. In de richting van de Parel van het Zuiden het volgende. De heer Boer begint zijn verhaal met: niet erkend wordt dat de uitkering te laag is. Dan wil hem toch verwijzen naar een motie die hier vorig jaar kamerbreed is aangenomen, waarin wij in de richting van de regering een brief hebben gestuurd, waarin wij vonden dat er structureel iets aan het uitkeringenniveau moest worden gedaan. Ik denk dat de heer Boer zich niet moet beklagen over de positie van deze raad en van dit college, want wij hebben wel degelijk daarop aangedrongen. Die motie is hier uitgebreid aanvaard. U bepleit de efficiency. Ik ben daar altijd voor, dus ik verschil hierin met u niet van mening. Wij proberen dat ook zo veel mogelijk te bewerkstelligen. Met betrekking tot uw vraag over een collectieve ziektekostenverzekering merk ik op dat het de bedoeling is dat er in dat kader sprake is van een clusterpakket. Helaas kan ik u op dit moment niet zeggen of daarin ook de tandheelkundige zorg zit. Maar ik hoop zo spoedig mogelijk, en dat staat ook in het raadsvoorstel, met dat pakket naar u toe te komen. Het is een afspraak op basis van het overleg tussen de grote steden van Noord-Brabant, tussen de verschill ende DIVOSA-kringen. We hebben collectief met de ziektekostenverzekeraars daarover afspraken kunnen maken. Dat betekent dat we wel het idee hebben dat we een heel goede prijs hebben kunnen bedingen. Maar of ook dat onderdeel erin zit en tot welke marges, dat weet ik op dit moment niet. TWEEDE TERMIJN Mevrouw HEERKENS Ik ben heel blij met het draagvlak voor wat betreft de besteding van deze gelden. Dat betekent dat ik in feite kan constateren dat de ruimte voor nieuw beleid, waarover we te zijner tijd bij de evaluatie van het armoedebeleid zullen spreken, niet die 475.000,- is, maar ongeveer 1,2 miljoen. Ik denk dat dit een heel goede zaak is, ook met betrekking tot de ruimte die in de inspraken kan worden gegeven. Naar aanleiding van het voorstel dat wij hebben gedaan om een onderzoek te laten doen, begreep ik van mevrouw Van Hasselt dat zij zeidaarover zullen we nog wel spreken. Maar ik zou willen dat dit onderzoek nu wordt gedaan. Waarom? Omdat het handig is dat bij die bespreking dan alle onderzoeksgegevens bekend zijn over de financiën, over de doelgroepen waarover je praat, het armoedeprofiel wijst er al een aantal aan, krijgen we dan echt een beter bereik, wat voor nadelen zitten eraan. Ik denk dat het goed is om reeds nu een onderzoek daarnaar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 12