21 en 22 APRIL 1998 169 uw portefeuille is de HSL. Breda heeft veel te weinig aanpassingen voor elkaar kunnen krijgen, en dat is iets wat ik het college verwijt. Met een hardere opstelling en meer oppositie in de richting van het ministerie had waarschijnlijk meer kunnen worden bereikt. Een raakvlak van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, het gebied van wethouder Vossenaar, is de verdeling van de beschikbare woningruimte in dure, middeldure en goedkope woningen. Het percentage goedkope woningen, dat 1/3 van het bestand had moeten uitmaken, dreigt zelfs onder de 20% te zakken. In plaats van de achterstand in te lopen, heeft het college de achterstand zelfs vergroot. Spiegelbeeldig bouwen is ook meer een kreet dan daadwerkelijk beleid. Nog steeds komen er meer dure huizen in dure wijken dan andersom. Het beleidster rein van wethouder Oomen, met als belangrijke exponent het parkeerbeleid. We hebben tot nu toe geen alternatieven voor de auto in de stad mogen verwelkomen. Ik zie nog geen pendel busjes rijden, met piekbussen wordt nog niet geëxperimenteerd en er worden meer parkeerga rages dan fietsenstallingen gebouwd. Met parkeertarieven wordt gegoocheld, en het beleid van Breda om het autogebruik terug te dringen in de binnenstad wordt steeds verder uitgehold en afgekalfd. Het spijt mij dat ik de portefeuille van de lijsttrekker van de grootste partij als laatste behandel, maar het is niet mijn schuld dat de heer Gielen geen zwaardere portefeuille heeft kunnen bemachtigen. Wat ik me van zijn beleidsterrein kan herinneren is een subsidie aan een commercieel wordende VVV en het invoeren van meer koopzondagen, waardoor steeds meer mensen steeds meer hun zondagsrust kwijtraken. Voorzitter, ik heb u de prestaties van dit college geschetst. Het beleid is, wat ons betreft, weinig indrukwekkend. De afgelopen periode was ook weinig indrukwekkend als je kijkt naar het democratische spel in Breda. Alles is al van tevoren bekonkeld en bediscussieerd, en de raadsvergadering is weinig meer dan een grote show. De belangrijkste besluiten zijn al in de achterkamertjes genomen, en het college schroomt niet om, zelfs vóór dat een commissie zich ergens over kan uitspre ken, al met het besluit naar buiten te komen. De taak van de oppositie is het kritisch volgen van het college, het aandragen van alternatieven en het aan de kaak stellen van misstanden. Door het enorme machtsblok van het college en de allesoverheersende positie van het CDA daarin, komt daarvan weinig terecht. De heer AD ANK Bij interruptie. Stop nu eens met uw grafrede, mijnheer Kwisthout, maar kom eens met een beeld, met een visie op de nota van het college, die heet: kadernota. Dan levert u een con structieve bijdrage aan de discussie. Hier schieten we weinig mee op. Of het moet liggen aan die kuddes, volksstammen SP-ers die elke dag Stadserf 1 binnenlopen en waartegen wij officieel bezwaar hebben aangetekend. Als dat een vorm is van het volk bij de politiek betrekken, dan lust ik er nog wel een. De heer KWISTHOUT Ik zou graag het beleid van het college, als u het over een grafrede heeft, ten grave dragen, maar ik zou ook graag mijn verhaal willen afmaken in de tien minuten die mij zijn toebe deeld. We worden nog gedoogd in de gemeenteraad en tijdens de raadsvergadering, maar pas op dat we niet teveel zeggen en zeker geen initiatieven nemen, want dan zit het grootste deel van de raad te zuchten en te kreunen dat het allemaal zo weinig opschiet. Het college schroomt niet om eerst het collegestandpunt naar buiten te brengen en dan in een besloten vergadering te vergaderen, zodat de oppositie monddood wordt gemaakt. Waar wij proberen de voorstellen van het college kritisch te beoordelen, alternatieven aan te dragen als we het er niet mee eens zijn, maar ook onze bestuursverantwoordelijkheid te nemen als een moeilijk besluit echt niet anders kan, dan nemen de collegepartijen vaak niet eens de moeite om te reageren op onze voorstellen. Men leest de krant nog eens en zeurt wat over het tijdverlies dat ontstaat.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 169