29 JANUARI 1998
16
De heer SCHRODER
In de commissie hebben we uitgebreid over ditvoorstel gesproken. Het voorstel ademt nog steeds
uit het rustig achteroverleunen en maar afwachten wat er komt. Juist onder de gegeven omstandig
heid, dat zich deze keer twee stichtingen hebben aangediend om in aanmerking te komen voor
die gewilde zendtijd, vind ik dat dit een andere houding van het college en de gemeente had
gerechtvaardigd. Allereerst vind ik het rustig achteroverleunen, want zo zeg ik dat dan maar, een
onjuiste houding wanneer we als gemeente, als raad zo weinig invloed hebben op de samenstelling
van de programmaraad en op de controle daarop. Het is op zich juist. Ik vind dat het openbaar
bestuur zich niet moet bemoeien met de inhoud van de programmering, behalve dan met de toets
zoals die behoort plaats te vinden. Ik wil toch wel de aandacht vragen voor een passage uit de
brief van het commissariaat voor de Media, waarin uitdrukkelijk wordt genoemd dat het niet een
toetsing van eenmaal per vijfjaar zou moeten zijn, maar dat ook tussentijds zou moeten worden
beoordeeld en zelfs zou moeten worden gecontroleerd of gedurende die termijn, waarin een bepaalde
stichting die zendmachtiging invult, de representativiteit ook daadwerkelijk tot uitdrukking komt
in de diversiteit van de programmering van de radio en wellicht straks ook de televisie. Maar als
we nu al achteroverleunen kan ik u voorspellen dat dit de komende vijfjaar ook zo zal zijn, zodat
we wellicht, als zich over vijf jaar weer twee organisaties aandienen, dan weer met hetzelfde
dilemma zitten, namelijk moeilijk kunnen beoordelen hoe dat nu precies zit. Er is in de commissie
ferme kritiek geuit op de achter ons liggende periode van vijfjaar, waarin de BRTS invulling heeft
kunnen geven aan de aan haar gegunde zendtijd. Ik wil daar niet op terugkijken, in die zin dat
ik zeg dat er een zwartepiet is uit te delen en daarop moet nu verder de keuze worden afgestemd,
maar het geeft op zijn minst aan dat we als gemeente serieus een invulling moeten geven aan de
keuze die ons is gegeven, met een relatief beperkte toetsing. Ten aanzien van de representativiteit
vind ik het ook bestuurlijk zorgvuldiger wanneer wij van tevoren in staat waren geweest om zowel
met betrekking tot de BOS als de BRTS indicaties te geven, aan de hand van welke criteria we
de representativiteit zouden toetsen. Dat is in dit geval niet gebeurd. Ik heb begrepen, en de
wethouder heeft dat in de commissie nietontkend, dat de BOS daarom uitdrukkelijkheeft gevraagd
en een voorlopige lijst heeft ingediend. Zij heeft gevraagd om, als het college het nodig oordeelt
dat er uit bepaalde groepen toch nog extra personen worden aangetrokken ten behoeve van die
verbreding van de representativiteit, dit dan aan te geven. Ik vind het bestuurlijk ook fatsoenlijk
om dat dan te doen. Dat dit niet is gebeurd vind ik uitermate spijtig. Bovendien vind ik het ook
niet juist, zeker niet omdat dit in de commissie aanleiding heeft gegeven tot erg veel discussie.
Ten aanzien van de controle op de representativiteit hoor ik meerdere sprekers zeggen, dat het
zelfs op dit moment nog erg moeilijk is om te beoordelen of die controle op een juiste wijze heeft
plaatsgehad. Ik beschik, en ik zeg dat in de richting van de heer Schoenmakers, wel over een
geactualiseerde lijst van de BOSIn eerste instantie ben ik ten aanzien daarvan net zo sterk geneigd
om te zeggen dat er in die programmaraad een behoorlijk representatief en breed krachtenveld
aanwezig is. Het geeft mij op zich nog geen aanleiding om daarover te twijfelen. In die zin geeft
het voorstel mij onvoldoende houvast om die keuze te kunnen maken. Ik wil daaraan toevoegen,
en mogelijk is dat ook een controlepunt omdat het zijdelings met de representativiteit heeft te maken,
dat ik het slordig vind dat op de actuele lijst die de BRTS heeft aangeleverd mensen staan die zowel
in het bestuur als in de programmaraad zitten, terwijl de programmaraad toch ook mede tot doel
heeft om het bestuur als zodanig te controleren. Ik denk dat dit samensmelten van functies niet
kan, en ik vind dat op dit punt die lijst onvoldoende is gescreend. Tenslotte wil ik ingaan op de
samenwerking. De commissie heeft in haar vergadering aangedrongen op een samenwerking.
Echter, zowel mijn fractie als de Partij van de Arbeid hebben toen al gezegd dat, wanneer de
meerderheid van de commissie het BRTS-voorstel zal steunen, hetgeen toen in feite al het geval
was, de kans om in een vruchtbaar gesprek de eerste aanzet te geven tot een samenwerking wel
heel erg nihil zou zijn. Ik kan uw verslaglegging daarvan dan ook niet anders lezen, dan dat u
voldoet aan de wens van de commissie om dat nog eens te proberen, maar met een vooropgezette
minimale kans van slagen. Ik vind dit jammerIk denk dat het zorgvuldiger was geweest wanneer
we in de commissie daarmee anders waren omgegaan, en dat wij u eerst op weg hadden gestuurd
om tot een samenwerking te komen, om pas daarna een definitief besluit te nemen. Daarom wil
ik het college vragen om het voorstel alsnog van tafel te halen. We hebben al een tijdlang gewacht,