ra
21 en 22 APRIL 1998 200
- een substantiële verhoging van de sociale minima noodzakelijk is om daadwerkelijk iets te
doen aan de armoedeproblematiek;
besluit:
1. absolute prioriteit te geven aan het bestrijden van de armoede en het verbeteren van de
positie van de sociale minima;
2. een krachtig signaal vanuit de gemeente aan het Rijk te geven om in de komende kabinets
periode aanzienlijk extra middelen in te zetten ter bestrijding van de armoedeproblematiek,
waarvan een belangrijk deel wordt ingezet voor een structurele verhoging van de koopkracht
van de sociale minima;
3. de motie ter kennis te brengen van alle landelijke democratische politieke partijen ten
behoeve van de bespreking van en opname in het komende regeerakkoord en de motie met het
verzoek tot ondersteuning te zenden aan de VNG.
MOTIE (6)
De leden van de raad der gemeente Breda,
gelet op artikel 31 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad der
gemeente Breda;
stellen de raad voor zich uit te spreken als volgt:
De raad der gemeente Breda, in vergadering bijeen ter behandeling van de Kadernota 1999;
overwegende dat:
- de raad op 25 september 1995 een voorstel heeft aangenomen inzake de heffing van het
rioolrecht naar rato van het waterverbruik;
- het college van burgemeester en wethouders daarbij heeft toegezegd een nieuw onderzoek te
doen naar de mogelijkheden en consequenties inzake een dergelijke heffing;
- de resultaten van dat onderzoek op een zodanig tijdstip beschikbaar zouden komen, dat deze
zouden worden betrokken bij de behandeling en de besluitvorming over de Kadernota 1997;
- nu, in strijd met voornoemde toezeggingen en meer dan tweeënhalf jaar later, nog steeds
geen onderzoeksresultaat bekend is;
- voortvarendheid bij de besluitvorming over dit onderwerp geboden is;
draagt het college van burgemeester en wethouders op:
binnen twee maanden na heden de resultaten van voornoemd onderzoek aan de raad te
presenteren;
en gaat over tot de orde van de vergadering.
De heer BOER
Voorzitter, ik hoop dat ik nu wel de volle tijd krijg en dat u de schertsvertoning van gisteren
niet herhaalt. Het is meer dan duidelijk dat wij niet de volle tien minuten hebben gekregen.
Wij hebben maar twee bladzijden kunnen voorlezen, terwijl anderen drie of vier bladzijden
hebben kunnen lezen. Dat lag niet aan de leessnelheid.
De VOORZITTER
Neen, dat lag aan uw interrupties.