21 en 22 APRIL 1998 204 De VOORZITTER Mijnheer Kwisthout, ik wil graag nog het volgende zeggen. Mijn gevoel is dat het college en de raad zeer grote waardering hebben voor uw bijdrage tot op heden. U heeft zeer inhoudelijk en zeer adequaat gereageerd. Persoonlijk heb ik daarvoor grote waardering. Ik vind het, eerlijk gezegd, jammer, en ik zeg dit nu maar eens even hardop, dat u nu een beetje de verdediging induikt, terwijl u toch zoveel waardering heeft gehad. Dit is uw goed recht. Ik doe daar niets aan af. Maar ik wilde dit toch graag even opmerken. Neem me niet kwalijk. De heer BOER Uw manier van voorzitten draagt daar wel toe bij. Ik heb het nu al een tijd gevolgd. U maakt zelf ook bepaalde opmerkingen, die niet echt prettig overkomen. De VOORZITTER Ik heb gisteren van de SP wat anders gehoord. Daarom meen ik ook dat ik dit in de richting van de SP zo mocht zeggen. Ik geef het woord aan de heer Verpaalen. De heer VERPAALEN Voorzitter, ik ben vanmiddag bij een bijeenkomst geweest, waar een groot scherm hing. Tijdens de lezingen vonden daarop voortdurend oftewel allerlei schietpartijen plaats, dan wel werden daarop allerlei aardrijkskundige problemen geprojecteerd. Het zou wellicht nuttig zijn als u in deze raad ook zoiets zou aanbrengen. We kunnen dan tijdens de debatten een foto van de spreker projecteren en er eventueel op schieten als we het niet met hem eens zijn. Dit zou wellicht nuttig zijn en de agressie vermijden. Overigens vond ik het hoogst vervelend vanmiddag, maar goed. De taak van de oppositie is altijd tweeledig. Enerzijds een spiegel voorhouden aan de regerende partijen, en middels die spiegel probeert men ze dan de fouten te laten zien. Anderzijds door te zeggen: jullie, coalitiepartijen, lopen als makke schapen achter elkaar en zijn niet kritisch genoeg, en deswege probeert de oppositie door creatief te denken verbetering te brengen. GroenLinks en de SP hebben gisteren grote nadruk gelegd op de eerste functie, de spiegelfunctie. Breda Vooruit heeft getracht bouwstenen aan te dragen, door een aantal suggesties te doen. Ik heb gesuggereerd om de arbeidstijden voor de ambtenaren veel flexibeler te maken, met als resultaat een efficiënter gebruik van de Stadskantoren I en II en geen bouw van Stadskantoor III. De desbetreffende wethouder heeft daarop in wezen niet inhoudelijk gereageerd. Ik heb ook gesuggereerd dat bij een nieuw convenant met de woningbouwcorporaties zij de mogelijkheid zouden moeten krijgen om duur te bouwen. Zeker gezien de procedure die er loopt met de projectontwikkelaars zou dat nuttig zijn. Ik heb wel gezegd dat de voorwaarde dan moet zijn: 1/6 duur, 1/3 middelduur en 50% goedkoop, met wellicht als consequentie dat bij het totale bouwvolume de verhouding 1/3, 1/3, 1/3 wel wordt bereikt. Dit zou, denk ik, in ieder geval tijdwinst opleveren in deze raad, want er wordt voortdurend over die verhouding gezeurd. Als bouwsteen heb ik vergroting van het aantal districten aangedragen, om meer eenheid te krijgen in de districtsbesturen. Ik heb aangedragen dat er nu moet worden gekomen tot modelstatuten voor de districten, om te voorkomen dat er allerlei verschillend functionerende districten ontstaan. We hebben dat probleem al gehad bij de welzijnsbuurtaccommodaties, waarvan elke keer wordt gezegd: we kunnen niet ingrijpen, want de welzijnsaccommodaties worden allemaal op verschillende manieren bestuurd, en wij als gemeente hebben daarin relatief gezien weinig macht. Ik heb gevraagd, en ik heb daarop ook geen antwoord gekregen, waarom u het niet aandruft om sancties te verbinden aan het feit dat het regelmatig voorkomt dat u de Regels van het Spel overtreedt. Ik heb met name gevraagd om in de begroting van volgend jaar daarvoor een post op te nemen. Het is jammer dat er op deze suggesties niet is gereageerd. In de vorige periode zou ik me hebben afgevraagd of het nog zin heeft om paarlen voor de zwijnen te werpen. Nu hoop ik dat een aantal van mijn opmerkingen na het lezen van mijn tekst van gisteren leidt tot een herbezinning. Over de motie van GroenLinks inzake de armoede het volgende. Mijner zijds bestaat er geen enkele behoefte om indirect landelijke politiek te bedrijven. Het is een testimonium paupertatis voor de landelijk opererende partijen, dat zij klaarblijkelijk op hun

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 204