28 MEI 1998
298
gelet op artikel 31 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad der gemeente
Breda;
stellen de raad voor zich uit te spreken als volgt:
De raad der gemeente Breda, in vergadering bijeen ter behandeling van het beleidsverslag Algemene
bijstandswet 1997;
overwegende dat:
- het accepteren van tijdelijke arbeid door cliënten van de Sociale Dienst door de gemeente wordt
aangemoedigd;
- cliënten die tijdelijke arbeid accepteren na afloop van deze arbeid opnieuw een uitkering moeten
aanvragen;
- tussen de aanvraag en het moment dat de cliënt een uitkering verstrekt krijgt vaak geruime tijd
zit, waardoor men enige tijd geen geld heeft en de motivatie om tijdelijk te gaan werken afneemt;
- dit haaks staat op het gemeentelijk beleid;
besluit:
- het college te verzoeken te onderzoeken hoe deze ongewenste gang van zaken kan worden
voorkomen;
- het college te verzoeken bij het eerstvolgende beleidsplan Algemene bijstandswet beleid te
ontwikkelen om deze ongewenste ontwikkeling tegen te gaan;
en gaat over tot de orde van de vergadering.
De VOORZITTER
Ik denk dat de inhoud van de motie volstrekt duidelijk is. U heeft de argumentatie gehoord en
u heeft ook gehoord wat de bedoeling is. Vindt u het goed
De heer SCHRODER
Voorzitter, kunt u het dictum voorlezen? Ik beschik nog niet over de motie.
De VOORZITTER
Ik zal het besluit voorlezen. Het college te verzoeken te onderzoeken hoe deze ongewenste gang
van zaken, dus dat voortdurend moeten wachten op, kan worden voorkomen. Het college te
verzoeken bij het eerstvolgende beleidsplan Algemene bijstandswet beleid te ontwikkelen om deze
ongewenste ontwikkeling tegen te gaan. En gaat over tot de orde van de vergadering. Dat is het
dictum.
De heer SCHRODER
Dat is dus unaniem, voorzitter. Ik kan me niet voorstellen dat iemand in deze raad daarop tegen
is.
Wethouder VAN RAAK
Deze motie kan natuurlijk niet bij acclamatie worden aangenomen. Neemt u dan een motie aan
dat het morgen mooi weer moet worden. Daar ben ik voor. Het gaat erom dat de intentie zo moet
zijn dat je probeert om de termijnen zo kort mogelijk te houden. Dat is vrij simpel. Het beleid
is er altijd op gericht geweest om die termijnen zo kort mogelijk te houden. Dat betekent datje,
rekening houdend met je administratieve organisatie en met het personeel dat je hebt, probeert
om alle mutaties zo snel mogelijk te verwerken, waarna je kunt overgaan tot het uitschrijven van
een beschikking. Dat beleid is er in feite al. Datgene wat de heer Kwisthout in deze motie vraagt
is dat er een zo kort mogelijke termijn, of veel minder, tussen de aanvraag en de beschikking moet