23 JULI 1998
370
het lijkt mij niet zinvol om in deze raadsvergadering daarop zeer uitgebreid in te gaan, wel
een discussie met de fracties gevoerd over enerzijds de eenmalige middelen en anderzijds de
structurele begrotingszaken. In dat verband wil ik ook de heer Dubbelman wijzen op het feit
dat hij in mijn ogen nu twee verschillende soorten potjes lijkt te gaan optellen, die natuurlijk
niet van gelijke orde zijn, integendeel zelfs. Een risicopositie is van een volstrekt andere orde
dan de bedragen die zijn geblokkeerd in de algemene reserve. Juist om dat begrotingsbeeld,
en daarom ging het ook tijdens de discussie bij de kadernota, enigszins in evenwicht te
krijgen, gaan we zoveel geld in de begroting stoppen om haar sluitend te krijgen. Dat is de
uitgangspositie achter die miljoenen. Ik heb ook in de Rekeningscommissie gezegd dat ik dit
op zich, als wethouder Financiën, niet de meest voor de hand liggende weg vind, maar het is
wel de weg waartoe we in de kadernota hebben besloten. In dat verband doe ik nogmaals een
beroep op u om het verschil tussen eenmalig en structureel ongelooflijk goed in de gaten te
houden. Ik kan nog wel andere citaten uit het ontwerpregeerakkoord aanhalen, waarin ook
andere passages richting de gemeenten worden gezegd. Ik denk dat collega Van Raak de
passage over de WVG toch met enige treurnis heeft gelezen, als het gaat om de compensatie
richting de gemeenten. Daar zitten dus nog grote gaten, die we bij de begrotingsopstelling
moeten oplossen. In dat verband zal er, wat mij betreft, niet getoverd worden om tot welk
percentage dan ook te komen. Dat is een afweging die we hier gezamenlijk politiek, zowel in
het college als in uw raad, zullen moeten bediscussiëren. Ik denk dat het goed is om vast te
stellen dat de investeringsplannen en de uniformiteit de belangrijkste aandachtszaken zijn voor
de begroting voor het volgend jaar. In de richting van de heer Crul merk ik op dat ik niet heb
geprobeerd om mijzelf schouderklopjes te geven, maar dat we een korte discussie hebben
gevoerd naar aanleiding van uw opmerkingen over het vorige jaar. Ik kan u een aantal passa
ges in het jaarverslag aangeven, waaruit wel degelijk een ander karakter en een andere
toonzetting blijken dan het jaar daarvoor. Het lijkt mij verstandig, gelet op datgene wat we
steeds doen met de jaarrekeningen namelijk dat ook de functionele commissies betrokken zijn
bij de discussies over de jaarrekeningen, dat de wethouder Grondbedrijf het Grondbedrijf
voor zijn rekening neemt.
Wethouder GIELEN
Ten aanzien van de motie van de Parel van het Zuiden kan ik namens het college zeggen dat
ik die volstrekt overbodig verklaar. De commissie ECG heeft in de laatste vergadering de
jaarrekening van het Grondbedrijf behandeld. Ik heb toen de heer Boer niets over de zaken
die hij hier in de motie vermeldt horen zeggen. De raad wordt goed geïnformeerd over alle
aan- en verkopen. Nog niet zolang geleden, mijnheer Boer, en ik meen dat u toen al raadslid
was, heeft de gemeenteraad, en dat was in december 1996, de nota Grondbeleid vastgesteld,
waarin de criteria voor de gronduitgiften en de grondaankopen staan vermeld. Op basis
daarvan handelt het college en wordt uw raad over volstrekt alle zaken geïnformeerd. Het
voorbeeld dat u noemt, mijnheer Boer, gaat, denk ik, over een onderwijsaangelegenheid,
waarover de raad wel degelijk is geïnformeerd.
TWEEDE TERMIJN
De heer DUBBELMAN
Ik wil nog heel kort reageren op de heer Van Os. Het is begrijpelijk dat je een begroting
opstelt vanuit de kadernota, maar de functie van de jaarrekening is uiteraard buitengewoon
belangrijk. De behandeling daarvan is een herijking van het voorgestelde beleid. Het lijkt me
toch wel goed om de uitnodiging aan het college onder de aandacht te brengen. Ik kan u in
ieder geval melden dat dit het standpunt van de CDA-fractie is, en dat is natuurlijk ook een
politiek gegeven. Naar aanleiding van de jaarrekening wil ik ook nog even een korte
opmerking maken in de richting van de heer Kwisthout. Ik wil u melden dat de OZB een
redelijk rechtvaardige belasting is, omdat normaal gesproken de beter gesitueerden, hetzij aan
de gebruikerskant, hetzij aan de eigenaarskant, over een wat groter onroerendgoed beschik
ken, en wat dat betreft dus meer bijdragen. Verlaging van de lasten werkt derhalve ook heel
rechtvaardig. Wellicht dat verlaging van de lasten met zich meebrengt dat er wat minder