23 JULI 1998 376 voorstellen kunt droppen, of dat je gematigd voorstellen kunt droppen. Dat maakt niet uit, maar je moet wel ergens vanuit gaan. In de eerste situatie zijn wij uitgegaan van een voorstel waarbij op districtsgewijs niveau besturen werden geformeerd. Maar in de loop van de discussie hebben we gemeend dat we dat moesten terugbrengen tot het verhaal zoals dat hier nu ligt: een DAO, een Districts Accommodatie Overleg. Op districtsgewijs niveau, en niet zozeer op vrijblijvende basis, kan aan de vraag worden beantwoord, die er is bij de talloze organisatiescomités die in die districten en buurten werkzaam zijn. Dat is ongeveer het uitgangspunt. Wij willen ook met die gemeenschapsaccommodaties districtsgewijs werken. We willen tot districtswelzijnsplannen komen. Daarin wordt aangegeven wat er door de aan bieders, door allerlei clubs en organisaties mogelijk wordt geacht in die wijk en wij willen onze subsidies daarop richten. Dat betekent in feite dat we de districtswelzijnsplannen, die we in groter verband vaststellen, ook op de accommodatiebehoefte moeten toetsen. Simpelweg betekent dat dat er ruimte moet zijn in de accommodaties die we met gemeenschapsgeld hebben weggezet. Nu kom ik bij het verhaal uit het verleden. We constateerden dat er een x- aantal accommodaties leeg stond. Een x-aantal accommodaties kon, wegens gebrek aan kader, een x-aantal activiteiten niet toestaan of had daar gewoon geen zin in, of programmeerde ze gewoon weg. Een x-aantal accommodaties gaf voorrang aan paracommerciële activiteiten, of activiteiten die in feite niets te maken hadden met het doel waarvoor deze waren bestemd. Naast dit accommodatieprobleem constateerden we ook dat we een kaderprobleem hadden. De vrijwilligers zijn steeds meer en meer op een andere manier bezig, en steeds moeilijker binnen te krijgen bij de besturen. Te vaak moest Vertizontaal een bestuur overnemen, te vaak zagen we dat besturen niet werden aangevuld. De besturen, dat was het verhaal van de burgemeestertjes, vulden zichzelf aan. Coöptatie was daarvoor een methode. Maar zij hadden ook op de een of andere manier te weinig behoefte om tegemoet te komen aan hun taak om op districts- of wijkniveau accommodatieruimte te bieden. Het kaderprobleem was bekend. Dan hadden we ook nog het probleem met de financiën. Kortom, de hele inventarisatie van problemen heeft ertoe geleid dat we hier met dit verhaal komen, en is u reeds in alle eerdere nota's duidelijk geworden. Vanaf het begin is reeds geroepen: laat nu wat goed is bestaan. Wij proberen natuurlijk niet iets kapot te maken, dat is pertinent niemand zijn intentie geweest. Er zijn alleen wel uitgebreide nuanceringen mogelijk over de vraag: wat is goed? Daarnaast zit ik toch met een vorm van rechtsgelijkheid. Ik wil, zeker waar het de gemeente accommodaties betreft, zoveel mogelijk een uniform regime. Dat is ook nodig, omdat de gemeenten die zijn toegevoegd aan de grote gemeente Breda er ten aanzien van hun accom modaties een ander regime op nahouden. Ik heb dus die uniformering, die rechtsgelijkheid nodig om een fatsoenlijke subsidieverordening te kunnen vaststellen. In de toekomst zal de inzet zijn gericht op het zoveel mogelijk goed begeleiden, en ik zeg dit nu in de richting van de heer Ü^erler, van alle accommodatiebesturen. Het spreekt voor zichzelf dat het meer tijd kost om daar waar het slecht gaat alle zeilen bij te zetten. Er is vrees ontstaan voor de uni formering en het over één kam scheren nu we het onderscheid tussen gemeenschapshuizen en buurthuizen zoveel mogelijk proberen op te heffen. Ik ben niet zo bang voor het verschijnsel uniformering. Ik ben niet van oordeel, mijnheer De Werd, dat we een eenheidsworst zullen gaan creëren. Integendeel, elk district heeft zijn eigen karakteristieken, binnen elk district is een x-aantal accommodaties aanwezig, binnen elk district is een diversificatie mogelijk aan activiteiten. Dat betekent dat daarover afspraken kunnen worden gemaakt tussen de besturen onderling, in de zin van: de een is beter in dit soort activiteiten en de ander is beter in dat soort activiteiten. Heel concreet gezegd, ik verwacht dat een activiteit voor allochtonen eerder in Kesteren zal worden aangeboden dan in Effen, om maar eens wat te noemen. De heer BOER Niet met de HSL-gedupeerden erbij. Wethouder VAN RAAK Ik geef aan dat elk district die diversificatie aanbiedt. We creëren geen uniformiteit om de uniformiteit zelf, we proberen de zaak af te stemmen op datgene wat er in de districten nodig is. Een aantal sprekers spreekt het vertrouwen uit dat wij dit zullen oplossen. Ik hoop dat ook. Ik ben zeer gevleid in het vertrouwen dat in dit college wordt uitgesproken, maar ik zeg

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 376