23 JULI 1998 408 b. kennelijk bij het college de motivatie ontbreekt om serieus uitvoering te geven aan het raadsbesluit van 25 september 1995 inzake het waterspoor; c. dit temeer blijkt nu de wethouder Milieuzaken zich op geen enkele wijze lijkt bezig te houden met dit milieuonderwerp, en het onderwerp blijkbaar alleen nog maar vanuit financieel oogpunt wordt bekeken; d. de raad voor 100% af moet kunnen gaan op toezeggingen die het college aan de raad doet; e. de opgelopen vertraging bij de uitvoering van het raadsbesluit van 1995 onverklaarbaar en onacceptabel is; de raad voornoemd: spreekt zijn afkeuring uit over de wijze waarop het college is omgegaan met het raadsbesluit van 25 september 1995 inzake het waterspoor; en gaat over tot de orde van de vergadering. De heer KWISTHOUT Ik kan hierover vrij kort zijn. Als raadslid heb ik de vaststelling van het raadsbesluit niet meegemaakt. Als ik naar de overwegingen kijk, dan kan ik die helemaal volgen en kan ik het daarmee eens zijn. Ik vind ook dat de raad hierover zijn afkeuring moet uitspreken. Als tot twee keer toe een toezegging wordt gedaan en uitdrukkelijk wordt toegezegd dat het college er vóór de zomervakantie in de commissies op terugkomt, en het gebeurt gewoon niet, dan vind ik dat de raad daarover toch wel enige afkeuring mag uitspreken en dat dat ook wel op zijn plaats is, temeer omdat in een monistisch stelsel, wat de gemeenteraad toch is, de gemeenteraad het hoogste orgaan is. Ik steun deze motie, en ik hoop dat de anderen dat ook willen doen. Wethouder OOMEN Allereerst wil ik namens het college zeggen dat dit college de besluiten van de raad uiteraard serieus neemt en die ook uitvoert. Daarover bestaat geen enkel punt van twijfel. Ten tweede, en dat is de heer Schroder ook al medegedeeld, het college heeft inderdaad twee maanden geleden gezegd dat we vóór de zomervakantie met een rapport, met een notitie in de commissies zouden verschijnen. Dat hebben wij helaas niet gehaald. Dat is u reeds medege deeld. Dat heeft te maken met het feit dat de materie zeer complex is, en voorts dat nog afstemming moest plaatsvinden tussen de twee portefeuillehouders. Hedenavond heeft de commissie Stadsbeheer en Milieu een notitie aangetroffen, met de mededeling dat we die in september zullen behandelen. Dan kunnen we in de commissie uitvoerig ingaan op het hele traject, op datgene wat is gebeurd en misschien in uw ogen is nagelaten. Het kan dan allemaal aan bod komen. Ten aanzien van de motie merk ik in de richting van de heer Schroder nog het volgende op. U gebruikt daarin hele forse termen, zoals 'onverklaarbaar' en 'onaccepta bel'. Ik vind het geen pas geven dat laatste woord te gebruiken. Als ik het eerlijk moet zeggen, mijnheer Schroder, vind ik het toch wel overtrokken als u nu meent deze motie te moeten indienen, als u kijkt naar de toezegging van het college dat we dat onderwerp in juli zouden behandelen en dat we dat op een maand na niet hebben gehaald. In de richting van de heer Schroder wil ik besluiten met te zeggen dat de notitie die nu voorligt een totaalbeeld, een totaaloverzicht geeft. U kunt daarin ook lezen waarom het juridisch op dit moment niet mogelijk is. Maar ik wil die discussie in september met u voeren. Ik denk niet dat u van het college kunt verwachten dat wij aan uw raad besluiten gaan voorleggen, die op dit moment in strijd zijn met de wetgeving. Ik wil het hierbij laten. U zult begrijpen dat ik u namens het college de motie moet ontraden. TWEEDE TERMIJN De heer SCHRODER Ik dacht dat de toonzetting redelijk sympathiek was. Wanneer daarin het woord 'onaccepta bel' staat, en dat komt verder niet in het dictum voor, en 'onaanvaardbaar', 'motie van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 408