7 SEPTEMBER 1998 434 De heer LEUNISSE Een iets ander geluid van de Parel van het Zuiden. De toezending van de stukken, die een keer zijn herroepen omdat de stukken niet in orde waren, vonden wij heel positief. Het toegeven van een fout vinden wij heel goed. Dat doen wij ook regelmatig. Dat weet u. Daarom onze complimenten aan u dat u toegeeft dat u ook fouten maakt. De VOORZITTER Fantastisch. De heer LEUNISSE Wat betreft het agendapunt zelf moet ik u zeggen dat wij ons daarin niet kunnen vinden. Het college heeft altijd zo hoog in het vaandel staan dat de rechterlijke macht altijd voorrang heeft en dat we netjes moeten wachten op een uitspraak. Als die uitspraak er is, dan moeten we die ook respecteren. Wij vinden dat dit college dat niet op een goede manier doet en daarom gaan wij niet mee met deze punten. Wethouder VAN RAAK Wat betreft de procedure het volgende. Het stuk was in ontwerp ambtelijk aangeleverd, voorzien van namen. Tijdens de collegevergadering is dat stuk geanonimiseerd. Terugkomend van de vakantie ontdekte ik dat de eerstvolgende vergadering vanavond zou zijn, dat is wettelijk voorgeschreven. Ik heb toen opdracht gegeven om onmiddellijk de stukken naar de raad te sturen, zodat we geen procedurefout zouden maken. Per vergissing is, niet bewust uiteraard, het oorspronkelijke, niet gecorrigeerde stuk vanuit de computers opgevraagd, en aan u toegestuurd. Zodra we dat ontdekten, hebben we dat, voorzien van een begeleidend schrijven en voorzien van onze excuses, aan u toegestuurd. Ik was net zo ontstemd als de heren Kwisthout en Schroder. Dus dat is de verklaring van de fout. Inzake het betoog dat we het zo niet moeten doen, het volgende. Ik heb geen deskundigheid op het gebied van juridische zaken, ik vertrouw erop dat de rechter zelf er uiteindelijk wel uit komt, dus wat dat betreft wordt hier niets definitiefs gedaan. De zaak ligt nog steeds bij de rechter. Mocht het zo uitpakken dat wij ongelijk hebben dan zal die rechter wel daarmee komen. Mijn vertrouwen in de rechtspraak in Nederland is nog steeds redelijk groot. Het verweer van de dienst op basis waarvan men deze procedure heeft gekozen, is het feit dat de kantonrechter verwijst naar een strafrechtelijke uitspraak. Omdat de bewijslast, zegt men, bij strafrechtelijke zaken aanzienlijk zwaarder ligt dan in een civiele procedure, diende de kantonrechter zelf een oordeel te geven of de gezamenlijke huishouding, naar de maatstaven van het civiele recht, in voldoende mate aannemelijk was gemaakt. Welnu, de kantonrechter heeft dat niet gedaan, hij verwijst simpelweg, als u de onderliggende stukken heeft gelezen, naar die strafrechtelijke uitspraak. Dat is dus niet voldoende, zegt men bij Juridische Zaken. Daarmee komen wij bij een eventuele controle door de rijksconsulent niet erg ver. Vandaar deze procedure. Het zegt niets over de uitslag. Wij kunnen ongelijk hebben, maar wij stellen u toch voor om in ieder geval zeker te staan en deze gang van zaken goed te keuren. TWEEDE TERMIJN De heer SCHRODER Wat betreft de beantwoording het volgende. Ik lees het voorstel zo dat, waar de toelichting zegt: "Zij is hierbij niet gebonden"ik praat dus over de kantonrechter, "tot het wettelijk en overtuigend bewijzen dat hier sprake is van een gemeenschappelijke huishouding" ik de dienst volg, want inderdaad is de kantonrechter daaraan niet gebonden, als dat uitsluitend de motivering is. Overigens mag je het niet omdraaien, de kantonrechter mdg zich daardoor wel laten overtuigen als dat mede zijn oordeel is. Er is op zich geen sprake van een onjuiste motivering. Mijn bezwaar zit ook veel meer in de toelichting, waar wordt gezegd dat de kantonrechter eraan voorbijgaat dat het bijstandsverlenend orgaan, lees: de gemeente, een eigen vrijheid en eigen verantwoorde lijkheid heeft met betrekking tot de toelaatbaarheid en de waardering van de afgelegde verklaringen. Dan ben je bezig met een bestuursrechtelijke toets, die in het civiele recht niet thuis hoort. Het is iets te technisch, maar volgens mij is er wel een belangrijk bezwaar. Ik vind dat dat niet hoort. Verder hoor ik graag van het college wat de politieke inschatting is in dit soort

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 434