29 JANUARI 1998 43 te geven wat zich in die zin voordoet. Ik heb me vergewist van de steun van de wethouder Grondbe drijf, en dat is ook heel belangrijk in dezen. TWEEDE TERMIJN De heer VAN DER HULST Duidelijk is dat de wethouder zowel ambtelijk als bestuurlijk overleg heeft gehad. Wethouder VAN BEUSEKOM-NIX Voor de duidelijkheid, ik heb het samengevoegd. De heer VAN DER HULST Natuurlijk. Ik begrijp duidelijk uit uw woorden dat het provinciale beleid ons in dezen ook geen ruimte biedt. We kunnen dan ook niet anders dan nu akkoord gaan met dit voorstel, en ik ben heel blij met de toezegging van u en de wethouder Economische Zaken om ondersteuning te geven bij het kijken naar een mogelijke oplossing. De heer HAARHUIS Er is in deze situatie geen sprake van kwesties zoals die zich bij de VINEX voordoen, of zich wellicht bij de HSL kunnen gaan voordoen, van een dwingende overheidsinterventie, waardoor iemand weg zou moeten of zou moeten verdwijnen. Hoe spijtig dit wellicht ook zal zijn voor de mogelijkheden van de heer Houtepen. Ik ben heel blij dat u aangeeft met hem te willen zoeken naar andere kansen of mogelijkheden. Niet alleen de Partij van de Arbeid, maar ook anderen, hebben in de commissie daarnaar gevraagd. Wij komen ook niet tot een andere conclusie. De verdenking van kwader trouw, dat een ambtenaar stiekem toch toezeggingen zou hebben gedaan, vind ik heel ernstig. U heeft dat onderzocht. U heeft ons laten weten dat dit niet zo is. Wij varen daarop blind. Mocht dat wel zo zijn, dan zou dat heel ernstig zijn. Wij houden ons bij het feit dat u dat grondig heeft onderzocht, en ons daarover correct heeft geïnformeerd. De heer SCHRODER Dat laatste, hoe het in godsnaam mogelijk is dat er een overleg plaatsvindt over de vestiging van een technisch hulpbedrijf, en dat dit punt volgens de ambtenaar absoluut niet aan de orde is geweest, mag de heer Haarhuis mijn fractie eens uitleggen. Ik begrijp daarvan werkelijk geen snars. Om dan te zeggen: wij varen hier zonder problemen blind op de woorden van de wethouder, dat gaat mij te ver. Ik heb sterk de indruk dat dit een onjuiste weergave is, en ik mag dit ook op deze manier begrijpen, als ik mij puur baseer op de tekst die er staat. Ten aanzien van het beleid zegt de wethouder dat we beleid hebben. Voor zover mij bijstaat heeft Breda, en daarover praten we op dit moment, helemaal geen beleid ten aanzien van het buitengebied, simpelweg omdat wij tot voor een jaar geleden nog helemaal geen buitengebied hadden. Die problematiek is ons dus in zekere zin vreemd. Daaraan toegevoegd is het inderdaad zo dat wij doende zijn met het opstellen van een nieuw bestemmingsplan, terwijl er gelijk nog beweging zit in het provinciaal beleid, dat nog niet volledig is uitgekristalliseerd. U zegt: we moeten ons houden aan het bestendig beleid. Maar omdat daarin aan alle kanten beweging zit, zou ik zeggen: zoek eerst de ruimte om iemand te hulp te komen. Dat lijkt een beetje een zwakke aftocht. Dan zou je nog beter kunnen zeggen: we komen hem wel te hulp, en als het dan moet sneuvelen, dan zal het bij de Provincie sneuvelen. Maar strikt genomen bied je dan op dit moment de ruimte om te proberen om in ieder geval ook de beweging in dat beleid ten behoeve van Houtepen maximaal te benutten. Zoals gezegd, ik heb ernstige twijfel bij de wel of niet gedane toezeggingen van de ambtenaar in Prinsenbeek. Van het meezoeken naar een alternatief heb ik van de heer Houtepen begrepen dat daarover driekwart jaar geleden al werd gesproken, en dat er nog steeds niets voorhanden is. Is dat dan constructief meezoeken? Ik heb daarbij mijn twijfels. Er zit te veel licht in dit voorstel en een onvoldoende motivering. In de richting van de heer Haarhuis wil ik nog het volgende zeggen. Eerder deze week heb ik hem nog gesproken, en toen zei hij dat hij bij de hele juridische dogmatiek ook twijfel had, en of het dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 43