24 SEPTEMBER 1998
445
aanpakken van het ad hoc beleid dat nu wordt gevoerd, te bekijken of het mogelijk is een parkeer
terrein te creëren aan de rand van de stad, speciaal voor die werknemers die werkzaam zijn in
de binnenstad, en derhalve de hele dag hun auto daar moeten laten staan. Deze vraag is niet
genotuleerd, en ook van de voorzitter van de commissie S&M heb ik hierop geen antwoord
gekregen. Met betrekking tot het vergunningenstelsel voor de bezoekers het volgende. In onze
ogen moet daarmee soepel worden opgetreden, zeker waar het ouderen die slecht ter been zijn
en zieken betreft.
Mevrouw VAN WEEZEL
Begin 1997, toen ik van deze raad lid werd, stonden de parkeertarieven voor 1997 op de agenda.
Er was een hoop commotie, want ze zouden teveel stijgen, als je tenminste de nota Parkeerbeheer
zou volgen. Voor het college was het een reden om een herijking van het parkeerbeleid te vragen.
Die werd dan ook uitgevoerd. Er kwam een projectorganisatie, er kwam een klankbordgroep,
en in juni zijn die allemaal ingesteld. Daarnaast werd toen al voorgesteld om te komen tot een
apart voorstel voor de evaluatie en de heroriëntatie van de parkeervergunningen. Dat ligt nu voor
ons. Wij gaan daarmee akkoord, wij hebben daarmee niet zoveel problemen. De Partij van de
Arbeid acht het wel van belang, en wij hebben dat toen ook steeds onder de aandacht proberen
te brengen, dat het parkeerbeleid wordt gezien als een instrument. Een instrument binnen een
groter geheel, namelijk het mobiliteitsbeleid. Het mobiliteitsbeleid rust op twee pijlers met
enerzijds het parkeerbeleid en anderzijds alternatieven, zoals de ontwikkeling van het openbaar
vervoer en fietsvoorzieningen. Uiteindelijk is dat ook zo in het voorstel van 18 december 1997
opgenomen. Het parkeerbeleid werd in een breder kader geplaatst en wij hadden het over het
mobiliteitsbeleid. Het mobiliteitsbeleidheeft een aantal uitgangspunten, die al in de nota Navigeren
in Parkeren staan. Die uitgangspunten zijn: het terugdringen van de groei van de automobiliteit,
het versterken van de bereikbaarheid van de binnenstad en het garanderen van de leefbaarheid
van de binnenstad. Over die uitgangspunten hebben wij nog heel wat strijd geleverd, omdat men
het op een gegeven moment had over de beheersbaarheid van de automobiliteit in plaats van het
terugdringen van de groei van de automobiliteit. Niettemin is toch in december door deze raad
vastgesteld dat dat de uitgangspunten zouden zijn voor het parkeerbeleid. Uit het voorstel van
18 december 1997 citeer ik een zinsnede die op pagina 5 staat, en waarover ik een vraag heb:
"Voor de onderdelen als het stimuleren van het openbaar vervoer en fietsgebruik zeggen wij u
toe dat wij de komende maanden in de commissie Stadsbeheer en Milieu, mogelijk gecombineerd
met de commissie Ruimtelijke Ordening, op deze ontbrekende onderdelen voorstellen ter
bespreking zullen voorleggen, om zo zorg te dragen voor integraliteit"Wij hebben in december
ook gevraagd: hoe hard zijn deze toezeggingen en wanneer zien wij daarvan het resultaat? Volgens
het college zouden de voorstellen in april komen. Ik heb toen niet gevraagd: in welk jaar? Ik
heb het in de commissie wederom gevraagd, en u heeft mij als antwoord gegeven: ik moet dat
overleggen met mijn collega van RO. Nu bent u beiden hier, en ik wil wederom vragen: wanneer
komen die voorstellen, enkunnenzij, indien mogelijk, in een gezamenlijke commissievergadering
worden behandeld? We hebben het dan over de uitgangspunten in het kader van het mobi
liteitsbeleid, waar het in feite om gaat. Het is ook de enige manier waarop je het parkeerbeleid
kunt uitleggen aan de burgers, want het blijft toch altijd een verhaal van schaarste aan de ene
kant en milieuvoorschriften aan de andere kant.
De heer SCHRODER
Mevrouw Van Weezei vraagt: wanneer komen die voorstellen? Als antwoord daarop kan ik
zeggen: dat is over drie maanden, mits de Partij van de Arbeid en de overige fracties de motie
van GroenLinks, zoals die op dit moment in concept voor mij ligt, zullen steunen. Vooropgesteld,
de fractie van GroenLinks zal het voorstel, zoals dat voorligt, ondersteunen, al is het alleen maar
om te voorkomen dat het college, althans de wethouder, het monopolie gaat claimen van bejaarden
en hulpbehoevenden die met parkeeroverlast zitten en niet meer bij de eigen woning kunnen
komen. In de commissie heb ik al gezegd dat dit ook een zorg is van de fracties en zeker van
de gemeenteraadsleden. Wij moeten voor dit soort problemen oren en ogen hebben en daarmee
dus ook serieus willen omgaan. De GroenLinks-fractiezal dat zeker doen. Terecht geeft een aantal