24 SEPTEMBER 1998
446
sprekers voor mij aan, en ik heb dat zelf ook in de commissie gedaan, dat het met het
parkeerprobleem een wringen, trekken en duwen is, en alles wat daarmee samenhangt, simpelweg,
omdat het niet zo eenvoudig te vervatten is in ad hoe oplossingen, zoals die op dit moment worden
aangedragen. Iedereen, die probeert te kijken naar datgene wat er eigenlijk gaande is, ziet de
volgende knelpunten weer opdoemen en over een hall] aar wederom een nieuw voorstel op tafel
liggen om tot gebiedsuitbreiding te komen. Wederom zullen er, op verzoek van burgers die
daardoor in de problemen komen, nieuwe aanpassingen ontstaan. Ook dan zullen wij als raad
daar weer ja tegen moeten zeggen, simpelweg, omdat wij oog hebben voor die problemen. Naar
de mening van mijn fractie, en ook andere sprekers hebben dat al gezegd, zou het parkeerbeleid
als onderdeel van een totaalbeleid moeten worden herijkt. Daarbij moeten heel duidelijk ook de
automobiliteit en de verkeerscirculatie worden betrokken, alsmede datgene wat de Partij van de
Arbeid terecht noemt, namelijk de relatie met langzaam verkeer en openbaar vervoer. We moeten
bekijken of de uitgangspunten van de nota Navigeren in Parkeren op dit moment nog dezelfde
zijn als negen jaar geleden, toen die nota door de raad werd vastgesteld. Bij automobiliteit denken
wij namelijk, en in de discussies wordt daarop ook vaak gewezen, aan een zekere autonome groei.
Daarvan kun je zeggen: moeten we dat zo laten? Moeten we alle problemen die ook op het gebied
van parkeren daaruit voortkomen laten gebeuren en kunnen wij daarvoor alleen maar oplossingen
bieden, of moeten we dat keer op keer opnieuw in relatie brengen tot andere beleidsinstrumenten
die we mogelijk kunnen inzetten? In de commissie gaf de woordvoerder van Breda '97 nog aan,
en ik praat nu dus niet over het experiment dat in de commissie is afgeblazen, om in de toekomst
te denken aan een park- en pendelsysteem voor de huidige langparkeerders in de binnenstad.
Zij vormen een van de problemen, omdat zij nogal makkelijk in de randgebieden parkeren. Mijn
fractie zal zo'n voorstel van harte ondersteunen. Wij zijn ook blij dat Breda '97 dat al vaker heeft
aangekaart. Het geeft ook aan dat de hele problematiek zodanig wringt, dat we de zaak nog eens
opnieuw moeten bekijken. Daarvoor dienen we een motie in. De motie is vooraf aan, in ieder
geval, die collegepartijen uitgereikt, die in dezelfde zin in de commissievergadering hebben
gesproken. Ik hoor graag in de tweede termijn welke van die partijen de motie mede zouden
willen ondertekenen. Dat lijkt mij een juist signaal richting de commissie. Het tweede punt gaat
over het parkeersysteem voor bezoekersZolang wij al werken met een parkeervergunningenstelsel
wordt er duidelijk door bewoners geklaagd, omdat er een te strak regime is waarmee men zelf
wel kan leven, ook al heeft men niet de garantie op een parkeerplaats, maar waarmee men toch
in de problemen komt als er bezoek komt. Dat is niet van gisteren, dat is ook niet vanaf het
moment van de klankbordgroep, dat is al vanaf het moment dat de eerste parkeervergunning is
uitgereikt. Er ligt nu een onderlegger. Dat punt is ook met de klankbordgroep besproken. Er
is een aantal oriënterende studies gedaan in andere steden, met als doel in welke richting zou
kunnen worden gedacht om tot oplossingen te komen. Tot nu toe krijgen al die mogelijke
oplossingen nog niet het voordeel van de twijfel. Niet alleen de uitvoerbaarheid is daarvoor het
belangrijkste argument, dat is vooral de fraudegevoeligheid. Laat het college van mijn fractie
aannemen dat, als het gaat om fraudegevoeligheid, het ten aanzien van de huidige parkeerkaarten
en -vergunningen simpelweg een kwestie is van: maak een kleurenkopie, doe een plastic mapje
eromheen, leg dat achter je voorruit en zorg er vooral voor dat je voorruit niet is gewassen, en
dan zal geen haan daarnaar kraaien. In die zin lijkt het ons dat fraudegevoeligheid geen argument
kan zijn. Gezien de noodzaak om toch tot zo'n systeem te komen menen wij dat er voortvarend
moet worden gewerkt, met name ten behoeve van de gevoelige doelgroep. Anderen wezen daar
ook al op. Ik heb het dan over ouderen en gehandicapten, want zij ondervinden daadwerkelijk
de problemen. Er moet geen houding worden aangenomen in de zin van: dat lossen we wel een
keer op als we een prachtig systeem hebben gevonden. Neen, daar moet vaart achter zitten, vanuit
de insteek: dit gaan we gewoon op korte termijn oplossen. In die zin ligt er ook een motie voor,
waarin wij het college opdragen om vóór 1 januari 1999 met serieuze voorstellen in deze richting
te komen. Op dezelfde wijze is deze motie naar de andere fracties gegaan, met het verzoek om
die mede te ondertekenen.
De VOORZITTER
Het college zou ook graag over de moties beschikken.