29 JANUARI 1998 47
we zijn nog wel voor twaalf uur thuis. Voorzitter, zoals ik u schriftelijk heb meegedeeld, heb ik
helaas moeten besluiten mijn lidmaatschap van deze raad op te geven. Dit vanwege het aanvaarden
van een nieuwe functie in Goes, zoals u al zei, per 1 december jongstleden. Ik ben daar aangesteld
als de nieuwe provinciale consulent Natuur- en Milieueducatie bij het IVN. Dit bleek al snel niet
te combineren met mijn raadswerk, zeker niet in combinatie met mijn rol als vader van twee jonge
dochters, zoals u weet, een rol die ik ook maar wat graag vervul. Kortom, ik moest gewoon kiezen.
Ik heb u ook geschreven: het valt mij zwaar, daar ik de stad Breda een warm hart toedraag. En
dat geldt ook in meer of, soms, in iets mindere mate voor u allen, collega's. Laat ik het
eerlijkheidshalve maar zo zeggen, laten we het daarop maar houden, ik kan met u allen uitstekend
door één deur, en dat is al heel wat, want dat kon ik van de vorige raadsperiode niet zeggen. Laten
we dat in ieder geval wel zo houden. Ik doel hier op een andere samenstelling van de raad en niet
op de aanwezigen hier. Verder is mijn stap, en daarin moeten we ook eerlijk zijn, natuurlijk zonder
enige betekenis. Voor mij gewoon tien andere raadsleden, al valt het niet mee om geschikte
kandidaten te vinden, die bereid zijn, naast een volledige werkkring, hun tijd en energie te steken
in het raadswerk. Gelukkig is GroenLinks er wel in geslaagd, in de persoon van Ben de Roos.
Ik had gedacht en gehoopt dat hij hier was, maar hij was te druk. Dat belooft wat. Valt er iets
uit te leren? Voor mij persoonlijk in ieder geval wel. Je moet zelf keuzes maken, anders worden
die keuzes voor jou gemaakt, in de vorm van gezondheidsproblemen of andere privéproblemen,
of, nog erger, door werkgevers of kiezers. Valt er iets uit te leren voor de Bredase politiek? Ik
dacht zelf van wel. Op dit moment zitten er steeds meer VUT-ters, AOW-ers, herintredende
huismoeders en haanlozen in de raad, niets ten nadele van die mensen, want dat kunnen we allemaal
worden. Kortom, mensen die het zich qua tijd maar ook qua financiën kunnen permitteren om
veel tijd en energie te leveren tegen een relatief matige vergoeding. Maar het aantal werkenden,
dus mensen met een betaalde baan, die tenslotte ook een onderdeel van deze samenleving vormen,
zie ik steeds verder dalen. Ik ben in deze korte raadsperiode al het derde raadslid dat om die reden
het pand verlaat. Het is financieel gezien toch echt niet veel meer dan een matig betaalde bijbaan.
En zie daar dus de situatie in Breda. 39 raadsleden, waarvan een deel backbenchers, en daar is
ook niets op tegen, die ter zitting de enveloppe openhalen, kauwend op drop, mauwend met elkaar,
bladerend door Binnenlands Bestuur, zoekend of hun bijdrage erin staat en zo ja, of het haar op
de foto nog goed zit. En dat soort zaken gebeurt ook in mijn eigen fractie, dat weet ik. Zou het,
en dat is een idee mijnerzijds, niet veel beter zijn als er in plaats van 39 raadsleden maar 19 zouden
zijn? Dan kunnen die een dubbele raadsvergoeding krijgen, terwijl die mensen dan 24 uur per
dag, 7 dagen per week op hun verantwoordelijkheden kunnen worden aangesproken. Daarnaast,
kortere vergaderingen in de raad en de commissie, minder stukken verzenden, minder kopieën,
maar één busje in plaats van twee busjes bij snoepreisjes enzovoort, enzovoort. Dit zou naar mijn
idee de politiek echt dichter bij de mensen brengen: minder raadsleden, maar wel full-time en dus
waarschijnlijkbeterMaar hoe ziet, als je minder raadsleden hebt, een goed raadslid er zo ongeveer
uit? Om ons heen kijkend zou je geneigd zijnte zeggen: die ziet er niet uit, maar ik bedoel uiteraard
inhoudelijk. Ik denk dan aan een soort samenraapsel van allen die hier de revue zijn gepasseerd.
De breedgebektheid van een Birgit Croft, de opgewektheid van een Kruithof, de gedrevenheid
en de lange adem van een Christ Crul, het zitvlees van de heer Taks, figuurlijk dan, de jeugdige
energieke uitstraling van een Nico van Os, de bravourachtige flair van een Gielen, de keurige
welbespraaktheid van de heer Van der Hulst en de heer Baijingsde breedsprakigheid van mevrouw
Van Beusekom en de haast dorpslijkende toegankelijkheid van de heer Oomen. Ik weet het niet.
We kunnen allemaal zo mooi praten. Misschien komen we daarmee nog wel eens in het programma
Lagerhuis. Ik zou echter hier voor willen pleiten: zonder nu direct die mooie welbespraaktheid
uit het oog te verliezen, lijkt het mij een goede zaak méér uw oren te gebruiken om te luisteren
naar de bevolking van Breda. Ik zal het hierbij laten. Wat de stad Breda betreft: het ga u goed,
wat u allen betreft: ik wens u het dubbele toe van wat u mij toewenst. Dank u wel.
APPLAUS