22 OKTOBER 1998 482 de gedragscode noemen, waarom wij hebben gevraagd. Neen, zegt het college, helemaal geen sprake van, het is nergens voor nodig om een gedragscode over contacten met ontwikkelaars aan te gaan. Mevrouw Boidin stelt het op prijs, mevrouw Heerkens noemt het later ook weer en stelt het ook op prijs. Voor de toekomst is het goed dat dit soort zaken er komen. Breda '97 spreekt over de precedentwerking. Hoe moet dat met gronden in andere VINEX-locaties, wanneer de raad besluit om tot een ander traject van besluitvorming te komen? Niets aan de hand, heeft het college in antwoord op onze vragen gesteld. Nu blijkt die vraag bij andere fracties opnieuw aan de orde te komen. Kortom, wat ik feitelijk hoor is dat de raad zelf in ieder geval, althans de woordvoerders die voor mij hebben gesproken, uit het verleden toch voldoende vraagpunten heeft ontwikkeld waarvan men zegt: dat is niet helemaal lekker gegaan, en in de toekomst zullen wij er heel nauwkeurig op toezien dat dit op een andere manier gaat gebeuren. Laten we het eens in de commissie ECG bespreken. Laten we ook eens, op grond van overwegingen van het Rijk, kijken hoe we niet alleen met een gedragscode maar ook met de ethiek in het politieke werk kunnen omgaan. Dat soort vragen worden hier eigenlijk gesteld. De kern van alle vragen die aan de orde zijn geweest is niet: wie heeft er gelogen, wie heeft er meineed gepleegd, of wat dan ook. Dat zal ons worst wezen. Want die ultieme waarheid verwachten wij niet, gelet op het raadsvoorstel dat voorligt. De heer BOER Bij interruptie. Hoor ik u, als advocaat, nu zeggen dat het u worst is als iemand meineed pleegt? De heer SCHRODER U trekt de conclusie dat er meineed is gepleegd. En die conclusie heb ik nergens kunnen De heer BOER Ik vraag of ik het goed hoor dat u als advocaat zegt dat u er lak aan heeft als iemand meineed pleegt, en dat dat niet van belang is. De heer SCHRODER Het zal mij verder worst wezen hoe het met die waarheid zit. U trekt de conclusie dat een bepaalde partij, en u zegt al meteen dat dat gemeenteambtenaren zijn, meineed heeft gepleegd. En die conclusie kunt u nergens De heer BOER Neen, dat hebben wij niet meteen gezegd. Naast de informatie die wij van het college hebben gekregen, hebben wij aanvullende informatie gezocht. Op basis daarvan hebben wij onze conclusie getrokken. Dat was aanvullende belangrijke eigen informatie, gebaseerd op een eigen onderzoek. De heer SCHRODER U sprak mij voorzichtig aan als advocaat. Laat ik dan als advocaat antwoorden dat ik de conclusie dat er meineed is gepleegd niet zou kunnen trekken. Ik denk dat dat voldoende is. Naar het stukje waarheid, dat u zo graag boven tafel heeft, zijn wij ook niet op zoek. Wat ons betreft is vooral aan de orde de verhouding tussen college en ambtenarij enerzijds, en college, commissie en raad anderzijds. In grote lijnen samengevat betreft het dan het bestuurlijk functioneren en het primaat waarvan de raad bij alle besluitvormingen moet kunnen uitgaan. Dat betekent dat wij op basis van volledige, maar ook volledig juiste informatie moeten kunnen besluiten in alle trajecten waarin die besluitvorming zich bevindt. Of dat nu in commissieverband is, of in raadsverband. Er zijn, en ik moet dat naar aanleiding van de beantwoording van de vragen weerspreken, stukken informatie geweest, die niet op het juiste moment bij de commissie en de raad aanwezig waren, bijvoorbeeld het feit dat er informele overlegstructuren zijn geweest, dat er op zeker moment in 1994 al sprake is geweest van een conceptintentieverklaring over een mogelijke samenwerking met Amstelland/Heijmans. Die informatie was, toen de commissie eenmaal begon aan de besluitvorming in 1996, niet bij de commissie bekend, en is pas later in het grote dossier Amstelland/Heijmans aan ons toevertrouwd. Hetzelfde geldt voor de besprekingen die vorig jaar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 482