22 OKTOBER 1998 489 en dat uur gesproken met elkaar, en de andere partij zegt dat dat niet zo is, dan is dat tegenstrijdig. Niet beide uitspraken kunnen waar zijn. Ervan uitgaande dat de gemeente de waarheid heeft gesproken, rijst bij ons de vraag waarom de gemeente zaken doet met projectontwikkelaars, die proberen de gemeente in de rechtszaal een oor aan te naaien en zelfs geen meineed schuwen. Normale mensen, ik wil niet zeggen dat u abnormaal bent, maar de gemeenteraad is misschien iets anders, zeggen in zo'n geval: beste projectontwikkelaars, gaan jullie maar prei telen op uw grond, maar bouwen zul je hier niet meer. Ik begrijp niet dat de gemeente, als de gemeente vrijuit gaat, met hen nog zaken gaat doen. In het andere geval, om aan alle onduidelijkheid een einde te maken en om de kaarten open op tafel te kunnen krijgen, vinden wij dat er een onafhankelijk onderzoek moet komen naar datgene wat er precies is gebeurd. Mevrouw Heerkens is in de eerste termijn daarop ingegaan, en vond dat niet nodig. Ik heb er alle begrip voor dat de collegepartijen een onderzoek niet nodig vinden, want in beide gevallen heeft dat voor hen weinig zin. Komt eruit dat de gemeente niets valt te verwijten, dan hebben we inderdaad gelijk gehad. Komt eruit dat de gemeente wel iets valt te verwijten, dan kan ik begrijpen dat men geen onderzoek wil. Maar voor die andere 159.968 Bredanaars lijkt mij dat toch wel verstandig. Onze fractie had zelf een motie voorbereid. In hoofdlijnen komt die neer op de inhoud van de motie van Groen- Links, namelijk het verzoek om een onderzoek in stellen. Vandaar dat wij de motie van Groen- Links mede hebben ondersteund en medeondertekend, en dat wij het indienen van onze motie achterwege laten. Wethouder GIELEN Ik constateer dat er zelfs vanuit de oppositiepartijennauwelijks vragen over deze zaak zijngesteld. Bij de voorbereiding van de raadsvergadering had ik mij toch wel wat anders daarbij voorgesteld. Hoewel we in de commissievergadering uitvoerig over deze zaak hebben gesproken, denk ik dat het terecht is dat ook in deze raadsvergadering hierover uitvoerig wordt gesproken. Namens het college wil ik de indruk wegnemen dat uw raad, zoals door sommige fracties gesuggereerd, onvolledig zou zijn geïnformeerd. Ik denk dat nog niet eerder over een dergelijk raadsvoorstel, dat nu voorligt, de raadscommissies en de individuele raadsleden in zo'n vroegtijdig stadium zo uitgebreid zijn geïnformeerd. Dit heeft plaatsgevonden middels het dossier naar aanleiding van de getuigenverhoren en informatie over de situatie, zoals die sinds 1994 is ontstaan. Het college heeft volledige openheid van zaken gegeven en zelfs, zoals in de commissie ook is aangegeven, bij hoge uitzondering de grondprijs in de openbaarheid gebracht. In die zin ben ik dus wel wat verrast door de opmerking van de heer Schoenmakers, die wellicht zijn fractie niet in kennis heeft gesteld van de bijlagen bij het raadsvoorstel, waarin zeer nadrukkelijk en uitvoerig een onderbouwing van de prijs van 15,is gegeven. Dat lezende, dan weten ongetwijfeld ook zijn deskundige fractiegenoten dat het hier niet gaat om de aankoop van agrarische gronden, maar dat om een drietal redenen een meer dan aantrekkelijke prijs voor deze gronden is bedongen. De onderbouwing is onder andere gevonden in het punt dat mevrouw Boidin aan de orde heeft gesteld, namelijk de structuurschets Haagse Beemden Buiten. Mede namens mijn collega, mevrouw Van Beusekom, zeg ik u toe dat de commissie RO en daarna ook de raad tijdig hierbij worden betrokken, hoogstwaarschijnlijk in de vergadering van november van de commissie Ruimtelijke Ordening. Voorts noem ik nog de plannen, zoals die voorliggen, de vraagstukken rondom de compensatie, waarmee de gemeentelijke overheid in toenemende mate wordt geconfronteerd, terecht denk ik, en de gronden voor de gedupeerden van het HSL-traject, die we moeten verplaatsen. In alle openbaarheid hebben wij aangegeven dat dit een alleszins verantwoorde aankoopprijs is, die overigens, laat dat ook duidelijk zijn, reeds elders in de gemeente Breda wordt gehanteerd. Als er sprake van een precedentwerking zou zijn, dan is dat al eerder gebeurd. In de raadscommissie heb ik ook aangegeven dat het college bereid is volledige openheid van zaken te geven ten aanzien van het selectieproces en de betrokkenheid bij de democratische con trole. Een aantal fracties heeft daarnaar gevraagd. Wellicht ten overvloede, heb ik opgemerkt, want de gemeenteraad van Breda heeft eind 1996 de nota Grondbeleid in de raad behandeld en ook vastgesteld. Wat dat betreft zitten de procedures dusdanig in elkaar, dat er conform de nota Grondbeleid wordt gewerkt. Ik ben graag bereid om, wellicht aan de hand van een aantal voorbeelden, het selectieproces nog eens uitvoerig met de commissie ECG door te nemen, en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 489