22 OKTOBER 1998 494 lijk. U wilt kijken naar de manier van werken in het verleden. Ik denk dat heel duidelijk uit de discussie in de commissie ECG is gebleken dat wij daarop ook kritiek hadden. Ook van de kant van het college en het ambtelijk apparaat is in die zin bevestigd dat er verbeteringen zijn aangebracht. Het kwam en komt ook bij andere diensten voor. Wij hebben er altijd op gewezen dat er meer integraal moest worden gewerkt. Bij de nota Grondbeleid is dat ter discussie geweest. Op zich zitten er verbeteringen in de hele ambtelijke organisatie, en misschien kan het hier en daar nog verder worden verbeterd. Maar ik heb geen onderzoek nodig om dat te constateren. Het feit dat er een aantal verbeteringen is aangebracht, heeft niet naar aanleiding van deze problematiek plaatsgevonden, dat speelde al bij de nota Grondbeleid en daarvoor. Dat is ook heel nadrukkelijk in de commissie ECG uitgelegd. In die zin denk ik dat het onderzoek alleen maar tot doel heeft om te blijven hangen in het verleden, en daarvoor voel ik niets. Dan richt ik mij liever op de toekomst. De heer KWISTHOUT Bij interruptie. Ook mevrouw Heerkens zal niet kunnen ontkennen dat er in de pers toch wel een bepaalde suggestie is gewekt, in de zin van: hier klopt iets niet, hier is iets niet helemaal goed gegaan. Juist om die suggestie weg te nemen, die niet één keer naar voren is gebracht, maar ook in het grote vervolgverhaal, zou een onderzoek goed zijn. Mevrouw HEERKENS Er staat zo vaak iets in de krant, met als gevolg dat mensen denken dat iets niet goed is gegaan. Maar daarom wil ik toch niet steeds een onderzoek? Ik wil het daarmee niet bagatelliseren, maar ik geef heel nadrukkelijk weer waarop wij onze vragen hebben gericht en met welke antwoorden wij wel en niet tevreden zijn. Zolang wij onvoldoende redenen zien voor een onderzoek, gaan wij daarmee niet akkoord. Ik kan ook zeggen: u duikt te makkelijk in een onderzoek. Waarom u dat doet en met welke bedoeling, dat begrijp ik niet. De heer VAN DER WESTERLAKEN Wij kunnen ons vinden in het antwoord van de wethouder. Met betrekking tot de twee moties het volgende. In mijn eerste termijn heb ik al gezegd dat ik waardering heb voor de aanpak, zoals het college die heeft gedaan. Daaruit blijkt hoe wij tegen de moties aankijken. Wij zullen die niet ondersteunen. De heer SCHRODER Ik constateer nog steeds dezelfde discrepantie tussen de beantwoording van het college en de opmerkingen die een aantal raadsfracties heeft gemaakt. Mevrouw HEERKENS Nu ziet u dat het niet altijd allemaal hetzelfde is. U klaagt daar altijd over. De heer SCHRODER Misschien had ik moeten zeggen: met vreugde constateer ik dat er een discrepantie is. Mevrouw Heerkens, u mag gerust zeggen: wij willen niet terugkijken, wij willen vooruitkijken. Maar als u vooruit wil kijken, dan doet u dat in de lijn dat er in het verleden zaken minder plezierig liepen en dat daarin langzaamaan verbetering is gekomen. En het doet er dan niet toe, of die in 1996, 1997 of pas nu plaatsvindt. Op zich ben ik dat wel met u eens, die lijn mag u schetsen. Maar ik merk ook, zeker waar u op dit moment nog steeds een aantal kernpunten in die hele discussie over de controle door de raad op dit soort processen aanstipt, dat u, dus ook uw fractie, nog steeds niet volledig tevreden bent. Dat betekent Mevrouw HEERKENS U en ik hadden dat bij de nota Grondbeleid ook al kunnen doen. Nu gaan wij met die discussie verder. Maar ik heb daarvoor geen onderzoek nodig. Wij constateren dat de controlefunctie van de raad op zich nog zou kunnen worden versterkt. Wij zoeken daarvoor naar mogelijkheden,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 494