22 OKTOBER 1998 531 daar ook backoffice-activiteiten te laten plaatsvinden, die meer op zichzelf kunnen staan en waarvoor minder contact met het stadskantoor nodig is. Wij zijn er ook niet van overtuigd dat er op andere terreinen zoveel noodzaak is om die 45 miljoen uit te geven. Wij denken dat het wat minder kan. De heer VERPAALEN Ik ben tegen het voorstel. Voor alle gebouwen, die de gemeente Breda de laatste jaren heeft laten bouwen, zoals de schouwburg, de bibliotheek en nog een aantal gebouwen, geldt dat er altijd fors geld bovenop het geraamde bedrag moest. Ik vrees dat dit nu ook zal gebeuren. Net zoals de heer Kwisthout betwijfel ik de noodzaak om een stadskantoor III, of Ia te bouwen. In de vorige raadsperiode hebben we een keer gezegd dat er een kerntakendebat zou moeten worden gevoerd. Dat is nog altijd niet gebeurd. Wellicht dat uit een kerntakendebat zou kunnen volgen dat er veel werk kan worden afgestoten, met als gevolg dat de stadskantoren kleiner kunnen worden. Ik ben ook tegen, omdat ik vrees dat een derde stadskantoor toch zal leiden tot een afbreuk van de service aan de burgers van de voormalige randgemeenten. Wethouder VAN OS Een aantal bijdragen is een herhaling van een aantal waarschuwingen waarover we in de commissie zeer uitgebreid hebben gediscussieerd. Het is ook nadrukkelijk de intentie van het college om het zeer gefaseerd aan te pakken. Daarover mag geen misverstand bestaan. Die afspraak hebben we met elkaar, en die wordt ook in het raadsvoorstel uitgebreid aangegeven. Het mag niet zo zijn dat zo langzamerhand het beeld gaat ontstaan dat de gemeente een kantoor gaat bouwen, om het uiteindelijk te verkopen, want dan zitten we niet op de goede weg. De discussie die we hebben gehad kwam erop neer dat als je na elk besluitmoment opnieuw conclusies trekt, dan kun je ook aan het eind conclusies trekken. Toen heeft de heer Snier ingebracht: dan kun je het om bedrijfseconomische redenen misschien zelfs beter verkopen. In dat verband heb ik aangegeven dat er, als je dan toch zou moeten gaan verkopen, wellicht een beter alternatief voorhanden kan zijn, met name als het gaat om de opbrengstwaarde. De heer SNIER Voor alle duidelijkheid. Dat was niet mijn bedoeling, dat was niet de intentie van mijn opmerking. Ik heb alleen gezegd: als je, om te voorkomen datje verlies lijdt, alle randvoorwaarden tot het eind toe inbouwt, dan moet je dat ultieme moment hebben om ook die afweging nog te kunnen maken. En dat is op het moment dat het gebouw er staat. Dat was de intentie van mijn opmerking. Wethouder VAN OS Aan die opmerking doe ik ook niets af. Maar als ik nu zou weten dat dat het einddoel is, dan zou ik er niet aan willen beginnen. Daar zijn we het dus ook over eens. De heer SNIER Het mag duidelijk zijn dat dat ook niet het einddoel is, en daarom ben ik ook niet ingegaan op de opmerkingen van de heer Boer, omdat ik die gewoon onzin vind, want daar gaat het niet om. Wethouder VAN OS In de richting van de fractie van het CDA het volgende. Het is niet onze intentie om per definitie het aantal medewerkers van de gemeente Breda te laten stijgen, maar u kent onze beroemde discussie over dat onderwerp. Door de raad worden ook nogal eens wat taken toegevoegd aan deze gemeente en vaak hoort daar personeel bijDat evenwicht moeten we wel in het oog houden. En daarbinnen moet worden gezocht naar een zo efficiënt mogelijke bedrijfsvoering, en moet zeer kritisch worden gekeken naar het aantal medewerkers dat daarbij is betrokken. De discussie over fractiehuizen en dergelijke hoef ik in deze raad niet te herhalen. In de richting van de heer Crul het volgende. In feite moet ik u zeggen dat ik blij ben dat u met een motie komt, waarin u aangeeft dat u eventueel onder aanvullende voorwaarden bereid bent dit voorstel te steunen. Ik dacht dat de argumentatie, die tijdens de commissievergaderingen over tafel is gegaan, ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 531