22 OKTOBER 1998 532 voor u steeds aanleiding was om de stukken mee terug te nemen, om die overwegingen op een goede manier met elkaar te bediscussiëren. In de laatste commissievergadering heb ik gezegd, en dat is ook de reden waarom ik nu zeg: op dit soort aanvullende randvoorwaarden zit ik niet te wachten. In het hele RO-proces is nadrukkelijk aangegeven dat er hierachter een kantoorontwik keling kan plaatsvinden. Die totaalafwegingen horen daarbij. Het lijkt mij niet juist om die nu als extra randvoorwaarden mee te geven bij de realisatie van een onderdeel van dat proces, zeker niet zoals u dat onder punt 2 aan de orde stelt, omdat dat volgens mij al aan de orde is. De randvoorwaarden onder 1.2, 1.3 en wat uitgebreider als je zegt: hoe kijkje naar efficiency, zijn, denk ik, in het voorliggende voorstel aan de orde. In dat verband merk ik in de richting van de heer Van der Westerlaken op dat wij de ontwikkelingen in het kader van ICT op de voet volgen, alsmede wat dat voor het aantal medewerkers betekent en het gebruik van de werkplekken. Ook de ontwikkeling bij Interpolis wordt door ons gevolgd als één van de belangrijke voorbeelden. U weet dat daar ook weer aanpassingen de andere kant op plaatsvinden. Een nieuwe ontwikkeling is dat ook het kantoor van ABN/AMRO, hier aan de overkant, op een bepaalde manier gaat worden ingericht. Dat soort ontwikkelingen zullen wij absoluut volgen, en deze kunnen ook weer van invloed zijn op de volgende go/no-go beslissingen en de mate waarin de meters voor het ambtelijk apparaat noodzakelijk zijn. Daarover mag geen misverstand bestaan. Ik heb ook in de commissie gezegd, dat één van de voordelen van het zelf ontwikkelen van een gebouw is, dat het hele ICT-gebeuren dan is afgestemd op het gebruik door het ambtelijk apparaat. In de richting van de Parel van het Zuiden merk ik op dat het college voldoende argumentatie heeft gegeven, en dat wij uw motie ontraden. Datzelfde geldt ook voor de motie van Groenlinks. Tot slot merk ik nog in de richting van de heer Crul op dat ik dezelfde reactie had als hij over de kop van dat artikel. Laat daarover geen misverstand bestaan. Die relatie had absoluut niet mogen worden gelegd, maar het ging natuurlijk om de inhoud van het artikel. Het was zeer ongelukkig dat dat op hetzelfde moment plaatsvond, dat ben ik met u eens. TWEEDE TERMIJN De heer DUBBELMAN In de eerste termijn is het door iedereen aan de orde gesteld. Ik wil u melden dat de CD A-fractie, gezien het belang van de flexibiliteit, er voorstander van is dat de raadsvergaderingen en het fractiewerk op ongeveer het mooiste plekje van Breda gehandhaafd blijven, zoals dat nu ook het geval is. De heer CRUL Uit de discussie tijdens de beide besprekingen tussen de Partij van de Arbeid en het college heb ik begrepen dat er serieus werd gekeken naar de haalbaarheid. Toen de zaak over de verkoop van I en II en wisseling daarvan aan de orde kwam, stond ik toch wel even met mijn oren te klapperen. Vanavond zegt u: als het college in de richting van verkoop zou denken, dan zouden we er nu niet eens aan beginnen. Ik vond de discussie tussen het college en de PvdA toch wel heel serieus, maar dat blijkt dus niet het geval te zijn geweest. Ik heb toen ook gezegd dat de Partij van de Arbeid Wethouder VAN OS Het verschil in de serieuze discussie is enerzijds het moment waarop de situatie zich voordoet en anderzijds het feit of je reeds op dit moment daarvan uitgaat. Dat heb ik in mijn antwoord proberen te benadrukken. De heer CRUL In feite was u dus beiden aan het filosoferen. Ik heb toen ook gezegd dat ik het standpunt van de Partij van de Arbeid een 'neen, mits' vond. Vanavond is dat helemaal verdwenen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 532