12 NOVEMBER 1998 538 publiek onthouden en men wellicht andere plekken gaat zoeken om zijn afval kwijt te kunnen. Blijft het college bij dit eerder ingenomen standpunt? Mijn fractie vindt dat de nieuwe gemeente Breda de afgelopen twee jaar een goede inspanning heeft geleverd om, ondanks de groei, de klein schaligheid van de problemen van alledag in buurten en wijken te leren kennen, te respecteren en er ook iets mee te doen. Het besef groeit datje de stad niet maakt achter de tekentafel, maar dat het beeld tussen de oren moet zitten na een druk bezochte informatie- of inspraakavond, of na een bezoek in de wijk. Overigens zal ik daarop zo meteen nog even terugkomen. De betrokkenheid van veel burgers bij het reilen en zeilen van onze stad is toegenomen. Positief is dus dat er meer en langer communicatie is tussen burgers en bestuur. Wat dat betreft vragen wij u nog eens goed te kijken naar de bezoeken die de raad en het college in onze gemeente afleggen. Uit het laatste wijkbezoek blijkt, dat de raadsleden en de burgers totaal verschillende verwachtingen hebben. Als de klokken niet gelijk staan, dan leidt dat absoluut tot teleurstellingen. Kan het magazine Stad Breda veel meer een blad worden waarin gerichte informatie wordt gegeven over de meest gemaakte opmerkingen uit de burgerenquête, wellicht districtsgewijs? Een blad dat ons bijna 400.000,- per jaar kost, mag toch iets meer zijn dan een spreekbuis van notoire actievoerders? Wil het college, met alle respect voor de bereikte resultaten, met ons meedenken over een nieuwe formule die van onderop wordt gedragen? De wijk- en dorpsraden, ruim 20 op dit moment, laten van zich horen. Wij vinden dat een uitstekende zaak. De spelregels zijn geformuleerd en de voorwaarden liggen vast in de verordening. Als het stadskantoor de subsidies netjes afwerkt, dan lijkt er niets aan de hand. Mijn fractie heeft echter nooit gepleit voor politiek getinte dorps- en wijkraden, maar voor gesprekspartners vanuit de bevolking. Als we de kant opgaan dat de bedoelde raden de gemeenteraad en de ambtenaren in openbare vergaderingen ter verantwoording gaan roepen, zoals onlangs is gebeurd, dan zijn we, ons inziens, verkeerd bezig. Wij hebben geen behoefte aan schaduwcolleges of pseudo-gemeenteraden. In de vergadering van de commissie Middelen, waarin werd gesproken over de evaluatie van de dorps- en wijkraden, - overheerste absoluut niet de negatieve toon. Ik vond het heel positief, en het is prima opgepikt. Maar we weten dat de praktijk op het uitvoeringsniveau uitermate weerbarstig is. In die zin vragen wij het college om juist op het uitvoeringsniveau wat meer ruimte te geven. Wij zijn ook tevreden dat het college door de beleidsnotitie over het welstandsgebeuren tijdig op de rem van de wel heel eigen autonome ontwikkeling is gaan staan. Mijn fractie verwacht veel van de consultatie meerjarenvisie. De methode vinden wij gedurfd. Die laat ook een snelle analyse toe, op basis waarvan politiek kan worden gestuurd. De nieuwe activiteiten, die in die stukken voorkomen, zijn nog niet allemaal door de raad goedgekeurd, sterker, er staan nieuwe activiteiten bij die nog een hele prille vorm van discussie kennen. Ik denk dat het goed is om die in de raad te voeren, voordat ze van een financiële paragraaf worden voorzien. De kleine en grote onveiligheid houdt de burgers dagelijks bezig. Ik hoef u daarover geen indianenverhalen te vertellen. Vandaar dat we toch proberen aan te sturen op veiligheidsconvenanten op lokaal niveau tussen politie en particuliere beveiligers. We hebben van Paars I gezien hoeveel van de toegezegde 4.000 agenten in de uitvoerende dienst zijn terechtgekomen. Wij zien ze niet. Nu ligt er een nieuwe belofte dat er 3.000 agenten bijkomen. Je houdt je hart vast. Hoe zit het overigens met het veiligheidsge bouw? Het is zo stil. Uit het tijdstip van deze beschouwingen volgt, dat enkele opmerkingen niet méér kunnen zijn dat een globale toets voor de jaarschijf 1999 en een vingerwijzing naar het beleid dat wij voorstaan in de volgende raadsperiode. Wij leggen daarbij de accenten op het Grotestedenbeleid, waarin de Bredanaars zich herkennen. Vaak zijn het in de uitleg twee verschillende dingen, en wij vinden dat die effecten merkbaar moeten zijn. Voorts leggen wij de accenten op de aanpak van de stedelijke vernieuwing, met name op de zorgaccenten die onlangs in de raad zijn afgesproken, en het realiseren van een zo volledig mogelijk voorzieningenpakket in de dorpen en wijken. De bewoners van de wijk Overkroeten-Noord namen onlangs deel aan een landelijk wijkbelevingsonderzoek. Een voorzichtige conclusie uit het rapport is dat buitenwijken zich totaal anders gedragen dan bestuurders verwachten en waarop zij hun plannen maken. Wij vinden dat best verontrustend. Wat weten wij, bij het goedkeuren van allerlei beleids voorstellen die uit het stadskantoor komen, feitelijk van het woon-, werk- en sociaal gedrag van de wijkbewoners? Als we al informatie hebben, dan is die ook vaak gedateerd. Ik verwijs naar het trendrapport van 1993 of 1994, dat is gebaseerd op gegevens uit 1991 en 1992. We hollen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 538