12 NOVEMBER 1998
553
De VOORZITTER
Ik weet niet of hij dat wil.
De heer VAN DER WESTERLAKEN
Ik denk dat daarvoor de ruimte moet worden gevonden binnen de ruimte die daarvoor is.
De VOORZITTER
U vindt dat het geld moet worden gevonden binnen het geld dat daarvoor is. Zo zit het ongeveer.
Die houden we erin. Ik geef het woord aan de heer Schroder. We zullen kijken of hij ook zulke
metaforen weet te gebruiken.
De heer SCHRODER
Als de heer Van der Westerlaken met deze zin was begonnen en als alle andere woordvoerders
dat ook hadden gedaan, dan waren we heel snel klaar geweest. Want eigenlijk is dat de meest
algemene beschouwing die je kunt geven. Bij de behandeling van de Begroting 1998 heeft de
fractie van GroenLinks de nadruk gelegd op de discrepantie tussen enerzijds het ambitieniveau
van het bruisende, Bourgondische Breda, en anderzijds het gemis aan visie op het gebied van
wonen, werken, milieu en het tegengaan van de tweedeling. Vandaag, een jaar later, moeten
wij vaststellen dat de ontwikkelingen een vlucht hebben genomen, waarvan het einde voorlopig
nog niet in zicht is. De Nota van Aanbieding spreekt op pagina 2 over, ik citeer: "de stap naar
de volgende eeuw, met een nieuw bestuur, op basis van een totaalinzicht in kansen en
bedreigingen"In de visie van mijn fractie is het de hoogste tijd om een pas op de plaats te maken,
maar dan geen pas op de plaats in de zin van stilstand. Het ambitieniveau dient ook in onze visie
hoog te blijven, maar het is dan een ambitie die zich niet of niet uitsluitend richt op groei. De
uitdaging voor de komende raadsperiode wordt de beantwoording van de vraag welke Bredase
maat voor de leefbaarheid van de stad acceptabel is. Wanneer het toekomstig gemeentebestuur
niet bereid is om die pas op de plaats te maken, zullen de autonome ontwikkelingen uiteindelijk
bepalend zijn voor de kwaliteit van de stad. In de recente ontwikkelingen dienen zich ontegenzeg
gelijk kansen aan, maar ook bedreigingen. Het Bredase college toont zich ijverig bij het binnen
halen van middelen, die toekomstige ontwikkelingen kunnen stimuleren. Maar pas op. De komst
van de shuttle en de aanwijzing van Breda als Sleutelproject wordt vandaag als kans gezien, terwijl
de dreigende komst van de HSL van twee jaar geleden al weer bijna lijkt vergeten. De VINEX-
taakstelling wordt door dit college kennelijk nog steeds als kans beschouwd, terwijl de dreiging
van bouwen voor leegstand op de loer ligt. Voeg daaraan toe de dreigende ontvolking van de
oudere stadswijken en de ontmanteling van het voorzieningenniveau aldaar, en er zal zich een
sociale ramp kunnen ontpoppen in Breda. Breda gaat participeren in de stichting voor de
ontw ikkel ing van een bedr ij venterrein langs de A16/A17Vanuit het oogpunt van werkgelegenheid
lijkt dat verantwoord, maar de corridor tussen Rotterdam en Antwerpen slibt dicht met bedrij
vigheid, en de autonome ontwikkeling van de verRandstedelijking van de regio neemt dreigende
vormen aan. Voeg daar nog aan toe het recente aanbod van burgemeester Detiège van Antwerpen,
een vrouw nota bene, om de Bredase Haven, conform het verzoek van D66, te openen en
vervolgens te vullen met Scheldewater, en het moge duidelijk zijn dat het toekomstige Bredase
bestuur zich zeer wel bewust behoort te worden van de bedreigingen en zich minder moet laten
leiden door de euforie van de kansen. De uitdaging voor de toekomst wordt in de visie van
GroenLinks vooral gevormd door te investeren in de leefbaarheid van de stad en door de
versterking van sociale verbanden. De burgers van de randgemeenten zien de ontwikkeling van
de grootschalige VINEX-locaties als een ernstige bedreiging op zich afkomen. Tegelijk worstelen
wij in de raad met de infrastructurele problemen, die de uitbreiding van de stad met zich
meebrengt. GroenLinks vindt dat Breda zijn VINEX-taakstelling nu moet bijstellen naar het
voorbeeld van onder andere Tilburg en de recente provinciale studies. Wanneer wij die uitdaging
aandurven, worden we meteen een serieuze gesprekspartner voor de inwoners van de voormalige
randgemeenten. De kleinschaligheid en de betrokkenheid van de burgers bij de eigen woon- en
werkomgeving bieden de beste garantie voor de implementatie van het beleid. De middelen van
het Grotestedenbeleid kunnen daarbij een aanjaagfunctie vervullen, zie bijvoorbeeld het project