26 NOVEMBER 1998 638 MOTIE (5) De leden van de raad der gemeente Breda, gelet op artikel 31 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad der gemeente Breda; stellen de raad voor zich uit te spreken als volgt: De raad der gemeente Breda, in vergadering bijeen ter behandeling van het voorstel van burgemeester en wethouders inzake drugsbeleid gemeente Breda; overwegende dat: het drugsbeleid van de gemeente Breda in hoofdzaak op softdrugs is gericht; dit al 20 jaar geen echt onderwerp van gesprek is; harddrugs de enige drugs zijn die de gemeenschap zorgen baren; besluit: het college op te dragen vóór maart 1999 met een echte drugsnota over harddrugs te komen; en gaat over tot de orde van de vergadering. De heer KWISTHOUT Wij hadden in de commissievergadering op het oorspronkelijke collegevoorstel nogal wat kritiekpunten. En wie schetst mijn verbazing en ook vreugde toen een aantal van die kritiekpunten werd gedeeld door een meerderheid van de commissievergadering. Om op een paar punten terug te komen: over de combinatie alcohol en drugs en het maatwerk bij de sluitingstijden, hebben wij, en ik meen ook de meerderheid van de commissie, ons niet alleen uitgesproken om te gaan onderzoeken of dat mogelijk is, maar hebben wij ook de wens uitgesproken om dat mogelijk te maken. Daarbij wil ik nog even zeggen dat het niet alleen bij een onderzoek moet blijven, maar dat u ook richting driehoek zeker mag zeggen dat een meerderheid van de raad die wens heeft uitgesproken. Een aantal van onze kritiekpunten is niet helemaal teruggekomen. Ik neem bijvoorbeeld het getalscriterium. Ik vind het argument van het college om te konmen tot het aantal van 10, en daarbij de nul-optie in Oosterhout in aanmerking nemend, nog steeds niet sluitend. Het is wel zo dat, als Oosterhout een nul-optie heeft, de problemen voor rekening van Oosterhout komen, maar het is niet zo dat er om Breda heen een groot hekwerk staat. Als Oosterhout een nul-optie heeft, betekent dat dat mensen die in Oosterhout wonen en softdrugs willen kopen, ergens terecht kunnen/moeten, en dat dat waarschijnlijk voor een belangrijk deel in Breda zal zijn. Dat is een feit waar je als gemeente niet omheen kunt. Waarover ik het ook nog heb gehad is de mogelijkheid om koffieshops buiten de binnenstad te exploiteren. Daarop heb ik in ieder geval de toezegging gekregen dat de bestaande koffieshops niet gedwongen gesloten worden en dat er een uitsterfbeleid komt, maar ik ben nog steeds niet overtuigd van de noodzaak om koffieshops sec binnen de binnenstad te houden. Ik heb het voorbeeld aangehaald van een koffieshop, die niet alleen als shop dienst doet maar ook een buurtcentrum, een inloopcentrum, een jonger- engelegenheid is waar mensen bij elkaar komen. Het sluitingscriterium F is gelukkig geschrapt, ik heb mij daarvoor erg hard gemaakt. Dat was het criterium om tot sluiting over te gaan bij nabijheid van andersoortige horeca. Ik heb gesteld dat dat onredelijk en onduidelijk was, en de voorzitter heeft dat gelukkig overgenomen. Ik heb ook nog aandacht besteed, omdat ik daarvan te weinig heb teruggevonden, aan duidelijke criteria op het gebied van reclame. Het gebeurt regelmatig dat koffieshops worden gestraft in verband met ontoelaatbare reclame-uitingen, waarvan je kunt zeggen: valt dit nou onder reclame of onder een extra vorm van dienstverlening? Het is allemaal heel erg vaag, zowel voor koffieshophouders als voor mij. Ik zou het college willen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 638